Bellingcat-oprichter Eliot Higgins: We moeten de waarheid weer op waarde schatten
Het is tijd voor een ander soort internet, vindt Bellingcat-oprichter Eliot Higgins, waarbij feiten weer boven emotie komen te staan. „Waarom hebben we de deur zo lang open laten staan voor iedere complotdenker die langskomt?”
Bellingcat-oprichter Eliot Higgins houdt van het internet. Dat is altijd zo geweest. De in 1979 geboren Engelsman was „niet weg te slepen” van zijn eerste computer, een ZX Spectrum 48K. Hij kon eind jaren negentig urenlang verzanden in discussies op online fora. En dankzij het internet vormde Higgins in 2014 met een groep activisten, journalisten en fanatici het prijswinnende onderzoeksplatform Bellingcat.
Maar –zoals dat gaat met dingen waarvan je houdt– Higgins is ook streng. „Het internet is een plek geworden waar de waarheid op de achtergrond is geraakt”, stelt hij. „Emotioneel aantrekkelijke video’s zijn even belangrijk als, of zelfs belangrijker geworden dan de feiten. Dat zie je nu ook in Israël en Gaza: video’s met onjuiste informatie worden duizend keer geretweet. Zo worden jaren oude video’s van de oorlog in Syrië gepresenteerd als nieuw materiaal uit Gaza. Pas uren later komt er dan onder het bericht een disclaimer dat het niet klopt. Maar dat leest niemand.”
Zoektocht naar de feiten
Higgins is een pionier op het gebied van onderzoek naaropen source intelligence(osint), onderzoek op basis van openbare data dus. Hij begon ermee tijdens de Arabische Lente in 2011, toen er talloze video’s op YouTube verschenen over de opstanden in Egypte en Libië.
„Het werd een hobby om met andere internetgebruikers te discussiëren: waar en wanneer is deze video gemaakt? Tot mijn verbazing waren andere kijkers het vaak niet eens met mijn versie van de waarheid”, verzucht Higgins. „Zij vroegen me: hoe weet je dat wat jij zegt, waar is?” Om zijn argumenten kracht bij te zetten, besloot Higgins de beelden op de video’s naast satellietbeelden op Google te leggen. Staat die boom op dezelfde plek, en is het dezelfde weg?
„Tot mijn verbazing waren andere kijkers het vaak niet eens met mijn versie van de waarheid” - Eliot Higgins, oprichter onderzoeksbureau Bellingcat
Die zoektocht naar de feiten is tien jaar later nog steeds de kern van Bellingcats werk. Met het platform, dat inmiddels zo’n veertig medewerkers heeft, ontdekte Higgins dat Assads regering in Syrië chemische wapens gebruikt tegen burgers. Het vond de daders achter de vergiftigingen van de Russische spion Sergej Skripal en oppositieleider Aleksej Navalny. En op basis van openbaar beschikbare foto’s, video’s en telefoongesprekken was Bellingcat de eerste die de MH17-aanslag toeschreef aan een Russische eenheid: de 53ste Buk-brigade uit Koersk. Later nam het officiële MH17-onderzoeksteam die bevindingen over.
„Veel mensen denken dat osint een soort geheime informatiebron is, maar het draait juist om openbaar beschikbare informatie, en een groep goede mensen om je heen”, vertelt Higgins in het stadhuis van Nijmegen, de stad waar hij onlangs de Vrede van Nijmegen-penning ontving „voor zijn vernieuwende bijdrage aan vrede en mensenrechten”.
Het internet is de basis van Bellingcats werk, maar barst ook van de desinformatie, oude video’s en door kunstmatige intelligentie (AI) gegenereerde foto’s. Hoe gaan jullie daarmee om?
„We checken alles minstens drie keer voordat het in onze dataset terechtkomt. We hebben een team van inmiddels veertig ervaren medewerkers en een ”schil” –we vergelijken onze organisatiestructuur met een ui– van ngo’s, nieuwsmedia en getrainde vrijwilligers. Daaromheen zitten 28.000 vrijwilligers op onze Discordpagina, een soort forum, die met ons meezoeken naar informatie. Door die nauwlettende controles halen we foto’s en video’s gemaakt met AI er zo uit.
Maar voor de samenleving als geheel is de groeiende desinformatie op het internet gevaarlijker, want mensen letten niet altijd goed op details. Heb je dat beeld gezien van het Pentagon dat in brand zou staan, vorig jaar mei? Het was slecht gemaakt, duidelijk nep, toch raakte de Amerikaanse beurs daarna even in een dip.
Achter die foto zat weinig werk, maar met een beetje meer moeite hou je mensen langer voor de gek. Je verzint zo een vliegtuigcrash op een obscure locatie waar weinig journalisten in de buurt zijn. Je bouwt een website vol fake news, plaatst foto’s en video’s die het onderbouwen. Dan kan het lang duren voordat dat soort feiten weerlegd worden. En dat kan veel schade en chaos veroorzaken.”
Er groeit een generatie op die al hun nieuws van het internet haalt. Hoe kunnen zij de feiten van de fictie scheiden?
„Vaak zeggen ouderen simpelweg dat jonge mensen geen sociale media moeten gebruiken, of ze willen TikTok verbieden. Maar sociale media werken niet als een krant of tv, die je kunt dichtslaan of uitzetten. Het is een andere manier van nieuwsconsumptie. TikTok en Instagram zijn sociale ruimtes, waarin jongeren willen méédoen, ze zoeken er naar interactie. Dat tegengaan is alsof je een hippe club verbiedt.
„Je verzint zo een vliegtuigcrash op een obscure locatie waar weinig journalisten in de buurt zijn” - Eliot Higgins, oprichter onderzoeksbureau Bellingcat
Wel moeten we jongeren als maatschappij ondersteuning bieden voor die sociale ruimtes. Nu staat de deur open voor iedere complotdenker die maar zijn zegje wil doen – er zit zo weinig controle op. Als we niet oppassen, zitten jonge mensen straks versplinterd in hun eigen informatiebubbels, ieder met een eigen wereldbeeld.
Het gevaar daarvan is dat jongeren de overheid en de media óók gaan zien als een van de vele feitenbubbels, en zich er niet in thuis voelen. Om dat te voorkomen, moeten we jongeren leren dat de feiten er wel degelijk toe doen, dat er een waarheid is, en dat het de moeite waard is om die te vinden.”
Hoe breng je zo’n toch ietwat abstracte boodschap over?
„Onderwijs is het antwoord, denk ik. Bellingcat doet nu een project met 200 leerkrachten in het Verenigd Koninkrijk, waarbij we leerlingen op zoek laten gaan naar problemen in hun wijk, in samenwerking met universiteitsstudenten. Dat hoeft echt niet altijd over oorlogsmisdaden en chemische wapens te gaan. Het kan ook veel kleiner: waarom wordt de prullenbak die uitpuilt niet vaker geleegd?
Het is belangrijk dat er vervolgens iets met die bevindingen gebeurt. Dus stappen leerlingen naar de gemeente. Zo krijgen ze het gevoel dat er naar ze geluisterd wordt, dat het zin heeft op zoek te gaan naar de feiten.”
Op jullie Discordpagina trainen jullie ook 28.000 vrijwilligers, gewone mensen met een computer. Hoeveel van de informatie die zij aanleveren is bruikbaar?
„Veel, eigenlijk. We modereren actief op die pagina en we drukken mensen op het hart zich goed te gedragen. We zeggen: we willen jullie theorieën, niet jullie losse flodders, we willen analyse, en hard bewijs.
We weten inmiddels goed waar het vaker misgaat_._Zo onderzochten vrijwilligers het bombardement op een Iraanse basis in Syrië, op 1 april. Ze keken naar de satellietbeelden van die basis en zeiden: kijk, daar is brand! Terwijl het eigenlijk gewoon de schaduwen van wolken waren. Wij herkennen die fout onmiddellijk, omdat we dit eerder hebben gezien. Dus we combineren onze ervaring met hun tijd en moeite.”
In het verleden heeft Bellingcat gelekte informatie gekocht van Russische datahandelaren, voor jullie onderzoek naar de vergiftiging van Sergej Skripal en Aleksej Navalny. Het kopen van informatie is een omstreden methode in de journalistiek. Doen jullie dat nog steeds?
Stellig: „Daar zijn we mee gestopt. Onze voormalig auteur Christo Grozev had die informatie gekocht, uit zijn eigen zak trouwens. Het begon als een grap: zouden die illegale datahandelaren écht informatie aan ons willen doorverkopen? We verwachtten dat ze al veel eerder doorhadden dat ze met Bellingcat in zee gingen.”
Op de Russische zwarte markt slaagde Grozev erin vluchtgegevens en telefoondata op te kopen van de passagiers die op dezelfde vluchten als de recent overleden Aleksej Navalny zaten. Die gegevens waren gelekt door een poreus databeschermingssysteem. Grozev vond zo de namen van een aantal mensen dat wel heel vaak hetzelfde vliegtuig als Navalny nam. FSB-agenten, bleek later.
„Het was destijds lastig om te stoppen, want dit ging om mensen die mogelijk vermoord zouden worden, en met ons onderzoek werkten we de Russische geheime dienst, de FSB, tegen. Dat maakte het een ethisch lastig vraagstuk.
Maar Christo is vertrokken bij Bellingcat, en kort na die aankoop hebben we onze strategie helemaal herzien. We willen echt focussen op ”open source”_,_dus informatie die publiek beschikbaar is, en niet met informatie waarvoor je moet betalen. We willen bovendien dat onze gegevens bruikbaar zijn voor juridisch onderzoek, en dat is niet zo bij gekochte informatie. Het past niet meer bij Bellingcat.”
De afgelopen maanden publiceerden jullie veel over de oorlog in Gaza, bijvoorbeeld over de aanvallen op voedselkonvooien. Waar liggen de uitdagingen van deze oorlog?
„Bij de meeste onderzoeken groeit het aantal mensen dat zich met het onderwerp bezighoudt, naarmate de tijd vordert. Niet bij de kwestie Israël-Gaza: men heeft al jaren een sterke mening over dit thema, en uit die vaak agressief. We proberen de oorlog neutraal te analyseren, maar we krijgen van beide kanten felle meningen en informatie komt vaak van één kant. Al kan dat ook nuttig zijn: Israëlische soldaten die hun eigen gedrag documenteren op sociale media zijn een rijke bron geweest.
We proberen het bij de feiten te houden: hoe groot is de krater die een raket achterliet, wat voor scherven liggen er? Dat is niet altijd makkelijk, want het internet in Gaza is beperkt. En ’s nachts is het lastig materiaal te krijgen, omdat er dan amper licht is, door de bombardementen en het gebrek aan brandstof.
In februari was er een nachtelijke aanval op een konvooi waarbij zeker 118 Palestijnen zijn gedood. Er is videobeeld van, maar het is pikkedonker. Er was een heel goed stuk van een Amerikaanse krant die met audiofragmenten probeerde te achterhalen wat er gebeurde. Maar het maakt het werk lastig.”
Sinds de oorlog in Gaza maken meer traditionele media gebruik van open source-methoden, bijvoorbeeld om de locaties van aanslagen te verifiëren. Wat vindt u daarvan?
_„Open source-_onderzoek is steeds toegankelijker, omdat er meer voorbeelden van zijn. Dat is goed, maar ik zie ook veel fouten die worden gemaakt door gebrek aan ervaring en door haast. Sommige redacties denken dat je zulk onderzoek kunt proppen in een gebruikelijke, 24 uursnieuwscyclus – dan verwachten chefs een doorwrochte analyse binnen een dag. Maar als je het goed wilt doen, moet je teams opzetten die fulltime bezig kunnen zijn met dit werk.
Die haast zag je bijvoorbeeld bij de aanval op het al-Ahliziekenhuis op 17 oktober. Meerdere kranten doken in de vraag of Israël erachter zat, of dat het een mislukte raketlancering was van de Palestijnse Islamitische Jihad.
Door de druk om snel te publiceren, verschenen er drie, vier verschillende versies van wat gebeurd zou zijn, in respectabele kranten. Dat is een groot probleem. Als je werkt met open source, moet je niet te snel conclusies trekken. Je kunt niet alleen één of twee video’s bekijken, je moet de context eromheen begrijpen.”
Koppelt u dat soort fouten terug aan nieuwsorganisaties, of is dat niet uw taak?
„Meestal niet, maar soms kan ik niet anders. Ik denk aan het onafhankelijke Belarussische kanaal Nexta.tv, dat bij de terroristische aanval op Crocus City Hall in Moskou veel mensen met blauwe truien zag. Het concludeerde: dat moeten wel officiers zijn van de FSB, de Russische geheime dienst. Daar was geen enkel bewijs voor, maar toen ging de claim al rond.
„Hoe leren we mensen dat we een gemeenschappelijke waarheid hebben, dat de feiten tellen?” - Eliot Higgins, oprichter onderzoeksbureau Bellingcat
Of die hele hoax met Kate Middleton. Ze was een tijdje niet in het openbaar verschenen, toen het koningshuis een duidelijk bewerkte foto van haar publiceerde. Er was een journalist van The Mirror_,_een Britse tabloid, die stelde dat Kates gezicht van een tien jaar oude Voguecover op de bewerkte foto was geplakt. Maar als je inzoomde, zag je dat dat onzin was, dat Kate op de nieuwere foto allerlei lijntjes en rimpels had die er tien jaar geleden niet waren.”
Lacht: „Ik geef helemaal niets om de royals, dus ik had helemaal geen zin om te reageren, maar het was zo’n onzinverhaal dat ik het niet kon laten.”
In uw pleidooi richt u zich op de gebruikers van het internet, zoals scholieren. Welke verantwoordelijkheid hebben de techbedrijven om desinformatie tegen te gaan?
„We hebben socialemediabedrijven veel te lang weg laten komen met gebrekkige regulering. Als we hun aardig vragen te stoppen met het verspreiden van desinformatie, zeggen ze: we hebben een speciaal vakje waarin gebruikers kunnen aangeven dat een bericht is gemaakt door AI. Waardeloos, dat soort notities, niemand leest ze.
Er komen wetten aan, zoals de AI Act, die het Europees Parlement in maart goedkeurde, en de Digital Services Act die sinds kort van kracht is. Maar die zijn geschreven door mensen die er niet echt verstand van hebben, die hebben geluisterd naar lobbyisten met sterke belangen. Dus we kijken wel wat die wetten opleveren, dan ruimen we de schade later op.”
Vooralsnog moeten we het dus zelf blijven doen?
„Veel pogingen om nepnieuws te stoppen zijn naar buiten gericht: er zijn factcheck-websites, projecten tegen buitenlandse desinformatie. Maar ik vind dat we meer naar binnen moeten kijken: hoe leren we mensen dat we een gemeenschappelijke waarheid hebben, dat de feiten tellen?
Dat kunnen we niet alleen doen. Het is niet dat we zeggen: „Hey, wij zijn Bellingcat en we komen de problemen van de wereld oplossen.” We willen netwerken bouwen waarin mensen zelf beter in staat zijn hun informatie te checken, met behulp van lokale universiteiten, scholen en ngo’s. Zodat ze zelf kunnen onderzoeken wat er om hen heen speelt.”