Doodstraf
Er is de laatste jaren in Nederland veel in beweging. Dat is lang niet altijd een vooruitgang, maar soms wel. Dingen die vroeger niet gezegd werden omdat ze niet politiek correct waren, komen nu in ieder geval aan de orde. Dat geldt ook voor de doodstraf.Eerder dan vele andere Europese landen schafte Nederland de doodstraf af. Dat gebeurde al in de 19e eeuw. Door orthodoxe protestanten werd die afschaffing betreurd. Zij meenden dat de staat daarmee tekortschoot in zijn goddelijke opdracht om het recht te handhaven. De SGP zit nog steeds op die lijn.
Bij de algehele herziening van de grondwet, nu een kwarteeuw geleden, werd zelfs vastgelegd dat de doodstraf niet kan worden opgelegd. Inmiddels worden we tot onze schrik geconfronteerd met het internationaal opererende moslimterrorisme. Daarnaast was er de laatste decennia, in samenhang met de algehele stijging van de criminaliteit, een opvallende toename van levensdelicten. Dat verklaart de roep om strengere straffen.
Op een aantal punten is ons strafrecht inmiddels aangepast of zijn wijzigingsvoorstellen in behandeling. Bovendien is de rechter strenger geworden. De laatste jaren zijn veel meer misdadigers tot levenslang veroordeeld. Ook staat ter discussie of de maximale straf van twintig jaar niet verlengd moet worden tot dertig jaar, om de kloof met levenslang te verkleinen.
Onder het eerste kabinet-Balkenende was het minister Nawijn die op een gegeven moment liet weten voor de doodstraf te zijn. Het kostte hem zowat zijn ministerszetel. Alleen door te verklaren dat hij dit niet als minister maar als mens had gezegd, kon hij zijn positie redden.
Nu was en is de LPF een buitenbeentje in de politiek. Daarom is het te meer opvallend dat nu ook in liberale kring een pleidooi weerklinkt voor herinvoering van de doodstraf. In het blad Liberaal Reveil stak de directeur van het wetenschappelijk bureau van de VVD hiervoor zijn nek uit.
De liberale Tweede-Kamerfractie wil er echter niets van weten. Maar het is niet zo dat nu meteen het ontslag van directeur Van Schie geëist wordt.
Niet zonder grond kon hij erop wijzen dat een belangrijk deel van de Nederlandse bevolking en zeker ook van de liberale kiezers, voor de doodstraf is. Wanneer er een referendum gehouden zou worden over de vraag of Mohammed B. de doodstraf moet krijgen, zou de uitslag daarvan niet twijfelachtig zijn.
Nu worden dergelijke zaken gelukkig niet per referendum beslist. Maar het is onverstandig om de kwestie van de doodstraf bij voorbaat buiten de politieke discussie te houden. Ook dat draagt bij aan de vervreemding van de burgers ten opzichte van de politiek.
Uiteraard moet met de doodstraf behoedzaam worden omgesprongen. Maar er zijn delicten waarbij die straf zonder meer op zijn plaats is. Het is immers niet niks wanneer iemand van het leven beroofd wordt. Een dergelijke schending van de rechtsorde vereist een adequate reactie. „Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt”, zo wordt ons in de Bijbel voorgehouden.
Daarbij geldt dat onze rechtsorde niet volmaakt is. Er wordt wel eens de verkeerde opgepakt en vervolgens veroordeeld. Anders dan gevangenisstraf draagt de doodstraf een onherroepelijk karakter, al geldt natuurlijk ook dat men iemand die ten onrechte jaren gezeten heeft, dat nooit helemaal kan compenseren.
In ieder geval is dit een reden te meer om voorzichtig te zijn bij de toepassing van de doodstraf. Maar we moeten wel bedenken dat bij militaire acties, die soms onvermijdelijk zijn, niet alleen veel meer doden vallen, maar het ook veel vaker voorkomt dat onschuldigen het leven laten.