TCI blijft kritisch over Zuiderzeelijn
De tijdelijke commissie infrastructuurprojecten (TCI) blijft bij haar conclusie dat nut en noodzaak van de Zuiderzeelijn onvoldoende is aangetoond.
Dat blijkt uit de antwoorden van de TCI op kamervragen. Er bestaat nog geen ruimtelijk ontwikkelingsplan voor de snelle spoorverbinding tussen Groningen en Amsterdam. Daardoor kan de Tweede Kamer volgens de commissie onmogelijk inzicht krijgen in de meerwaarde ervan.
De stuurgroep Zuiderzeelijn, bestaande uit onder meer de drie noordelijke provincies, pleitte er in januari nog voor om de voorbereidingen voor de aanleg van de spoorlijn gewoon te laten doorgaan. Zo zou er zo snel mogelijk een prijsvraag moeten worden uitgeschreven.
Zolang nut en noodzaak van de spoorverbinding niet zijn aangetoond, komt zo’n prijsvraag „per definitie” te vroeg, stelt de TCI echter, „tenzij expliciet wordt besloten dat het project ondanks alle vragen die er zijn, moet doorgaan.”
In het geval van de Betuweroute en de hogesnelheidslijn-zuid schaarden coalitiepartijen zich klakkeloos achter de regering, blijkt verder uit de antwoorden van de TCI. Om dat zogeheten monisme te doorbreken, moet worden voorkomen dat de Kamer in de besluitvorming over grote projecten te laat aan bod komt, adviseert de commissie. „De Kamer moet zijn sturende rol (kunnen) waarmaken.”