Martine Letterie schrijft kinderboek over gereformeerd domineesgezin uit Amersfoort: „Ze gaan voelen als familie”
Toen Martine Letterie over het Amersfoortse domineesgezin Rijper hoorde, wist ze al snel dat de gezinsleden de personages in haar nieuwe boek zouden worden. „Zo’n soort verhaal, over het verzet uit gereformeerde hoek, had ik nog niet eerder verteld.”
Als je ”Ze kwamen ons halen” leest zou je denken dat Martine Letterie (65) in een protestants-christelijk milieu opgroeide. Soepel beschrijft ze de gang van zaken in een gereformeerd domineesgezin halverwege de vorige eeuw. Samen zingen bij het orgel op zondagochtend, het geklier van de kinderen tijdens het bidden en ook het vaste geloofsvertrouwen van vader Rijper.
Maar nee, de in Vorden woonachtige Letterie is niet gelovig en kreeg geen christelijke opvoeding. Wel stamt ze uit gereformeerde families. Haar moeder brak met het geloof en van haar mocht ze zelfs geen kinderbijbel lezen. Aan vaders kant was het geloof al in een eerdere generatie losgelaten. Letterie moest het dus hebben van haar research en haar inlevingsvermogen.
In andere boeken liet de ervaren kinderboekenschrijver meermaals zien dat ze daarin uitblinkt. In ”Wij blijven bij elkaar” schreef ze over de het Joods-Duitse gezin Birnbaum. De jongste telg, Sam („Sampie”, aldus Letterie), kon na lezing van dat boek niet geloven dat de schrijfster geen Joodse wortels heeft. Voor Letterie was het een compliment. Want zelf móét ze zich ook helemaal kunnen identificeren met de personages, wil ze een goed boek kunnen schrijven. De mensen over wie ze schrijft gaan voor haar voelen als familie, zegt ze zelfs. Haar boeken noemt ze wel monumentjes voor de hoofdpersonen. Overigens is ook haar eigen familieverleden sterk verweven met de Tweede Wereldoorlog: opa Martinus Letterie werd opgepakt vanwege communistische sympathieën en kwam om in Neuengamme. De vader van haar man Rinke Smedinga was een van de eerste Nederlanders die een SS-opleiding volgde.
”Ze kwamen ons halen” begon met een vraag van Nationaal Monument Kamp Amersfoort. Er was ontdekt dat er meer kinderen in het kamp hadden gezeten dan altijd gedacht. Kon Letterie, die al veel oorlogsboeken schreef, daar een kinderboek over maken? „Vertel me maar welke kinderen hier gezeten hebben,” was haar antwoord. Al snel viel de naam van de familie Rijper.
Het bleek om een gereformeerd predikantsgezin te gaan. Was dat een pre of niet?
„Voor mij was het een goede reden om juist over dit gezin te willen schrijven. Want zo’n verhaal had ik nog niet verteld. Terwijl gereformeerden een belangrijke rol hebben gespeeld in het verzet.” De familie Rijper werd in november 1944 gearresteerd op verdenking van verzetswerk. Oudste zonen Klaas en Frans waren actief in het verzet, maar hoe en wat is onduidelijk. Vader Rijper –die een zwakke gezondheid had– wist er in elk geval niet van. „Hem hebben ze beschermd.”
De lezer kijkt in ”Ze kwamen ons halen” afwisselend mee door de ogen van de jongere broers Johan en Henk. De eerste is bakkersleerling, zijn oudere broer Johan zit op de kweekschool. Eenmalig is er een hoofdstuk vanuit het perspectief van zus Mien, die samen met zus Jo in een cel gevangenzit. „„Kan dat er niet uit?” vroeg mijn eindredacteur. Maar ik vond het zo mooi om te beschrijven hoe ze samen op Eerste Kerstdag ”Stille nacht” zongen. Dat móést erin.”
Het boek ademt een christelijke sfeer. Bent u niet bang dat dit een belemmering is voor een brede groep lezers?
„Nou, dat vraag ik me dus ook af. Maar ik vind dat je via een boek in een andere wereld moet kunnen duiken. Vader Rijper was een heel gelovig persoon. „God is ook hier”, zei hij toen hij doodziek in de cel zat. Voor zoon Henk is die uitspraak heel bepalend geweest in zijn verdere leven. Ik kon daar dus niet omheen.
Mijn uitgever zei af en toe wel: „Nou nou, dit kan wel wat minder.” Zo heb ik aan het slot van het boek een citaat van moeder Rijper aangepast. Ze vertelt daar hoe ze verder kan leven, na de verliezen die ze leed. In werkelijkheid verwees ze naar een Bijbeltekst over de jongeling van Naïn. De oorspronkelijke versie paste beter bij de rest. Maar met het oog op de doelgroep moest het liever iets algemener.”
Nieuwjaarsappèl
Henk was tijdens zijn arrestatie 14 jaar, Johan 17, vertelt Letterie, maar die leeftijden heeft ze bewust niet genoemd omdat de doelgroep van het boek net wat lager ligt. Maar, vindt de auteur, de broers komen jonger over. „Ze mochten niet eens spréken aan tafel!”
Dat ze voor twee hoofdpersonages koos, is omdat ze voor het verhaal een kind in en een kind buiten het kamp wilde hebben. Henk werd, met broer Theo, al snel vrijgelaten, Johan moest blijven. Hij had het geluk dat de dokter in het kamp hem in bescherming nam. „Maar ondanks dat zag hij verschrikkelijke dingen. Hij moest bijvoorbeeld gedwongen naar een appèl kijken. In het boek is dat het beruchte nieuwjaarsappèl (waarbij Kotalla, de zogenoemde beul van Amersfoort, van geen ophouden wist, MO), maar ik weet niet zeker of Johan daar bij was. Zo’n gebeurtenis maak ik wel minder erg. En over de executie van hun vader en van hun broers horen de jongens pas achteraf, ik wil dat de lezer niet laten meemaken. Drie executies voor deze leeftijd, dat is nogal wat. „Tjonge, wel heftig” was ook de reactie van familieleden, toen ze het boek lazen. Het kwam ineens op een andere manier binnen.”
De familie las het verhaal niet vooraf?
„Nee, met zoveel mensen wil ik dat niet. Uiteindelijk is het ook mijn verhaal. Ik werk zo respectvol mogelijk. Nu de familieleden het boek hebben gelezen, komen de reacties. Ze zeggen allemaal dat het een drempel was om te beginnen. Alles komt heel dichtbij. Een kleindochter zei dat ik de sfeer in het gezin zo goed heb getroffen. Haar moeder Mien overleed in januari op 100-jarige leeftijd. Ze wilde niet praten over de oorlog, maar wel over hoe het er in hun gezin aan toeging. Zo hoorde ik dat er balletjes uit de zondagse soep werden gestolen. Dat Johan door z’n moeder ”apegatje” werd genoemd. En dat elke zondag het lied ”O stille zondagmorgen” werd gezongen. Zoiets vind ik zo prachtig, dat laat ik dus terugkomen in het boek.”
Is het soms niet zwaar, wéér een boek over de oorlog schrijven?
„Het feit dat ik zelf geraakt ben door de verhalen van de mensen over wie ik schrijf, maakt hopelijk dat het goede boeken zijn. Na ”Groeten van Leo” (uit 2012, over de zevenjarige Leo Meijer die werd weggevoerd en vermoord, MO) dacht ik: Ik doe het niet meer en ben ik een jaar gestopt.
Ik kan ook niet altijd naar het nieuws kijken, dat vind ik te heftig. Ik zit al zo veel tijd met mijn hoofd in de oorlog. Ernaast lees ik liever kinderboeken of kijk ik feelgoodfilms. Je zou misschien denken: ze is wel wat gewend. Maar nog iets naars, dat trek ik dan niet .
Soms denk ik: Ik heb Nederlandse letterkunde gestudeerd, ik ben mediëvist. Wie ben ik, om over de oorlog te schrijven? Iets drijft me om het steeds weer te doen. Gewoon gezellige boeken schrijven, dat doen anderen wel. Ik denk dat het ook belangrijk is, juist nu. Maar het moet wel op een voor kinderen draaglijke manier. Ik zou een boek niet in de gaskamers laten eindigen. Ik vind dat een boek voor kinderen een uitweg of iets van hoop in zich moet hebben.”
In het nawoord schrijft u dat u van het verhaal van de Rijpers onder de indruk bent. Waarom?
„Hoe zo’n familie samen een familie vormt, raakt me. En ook de kracht van het geloof. Ik vind het fantastisch mooi als je zo daarop kunt steunen. De veerkracht die spreekt uit het verhaal is ontroerend. Moeder besluit kort na afloop van de oorlog: Nu gaan we terug naar het rechte pad. Ze wil bijvoorbeeld geen extra voedselbonnen meer waar ze eigenlijk geen recht op heeft. „Voortaan doen we alles weer zoals het hoort. Wat recht is, moet recht zijn, en wat krom is krom.” Je zou verwachten dat ze zegt: Wij hebben ons portie wel gehad, nu zijn wij aan de beurt. Maar nee. Dat je dan de kracht hebt om weer terug te gaan naar wat belangrijk voor je is – prachtig vind ik dat.”
Ze kwamen ons halen, Martine Letterie; uitg. Leopold, 186 blz.; € 16,99