Hulp aan PAS-melders schiet niet op, erkent minister Van der Wal
De legalisatie van zogenoemde PAS-melders, ondernemers die in de knel zijn gekomen door het stikstofbeleid van de overheid, verloopt uiterst moeizaam. Voor een deel van deze groep is het wellicht toch beter te stoppen, in te krimpen of om te bouwen naar een ander bedrijfsmodel. Dat schrijft demissionair natuur- en stikstofminister Christianne van der Wal in een brief aan de Tweede Kamer.
De minister blijft zich inzetten om deze zogenoemde PAS-melders, die buiten hun schuld zonder natuurvergunning zitten, alsnog aan de benodigde papieren te helpen. Maar dat gaat „bij lange na niet snel genoeg”, geeft zij toe. Op veel plekken is de natuur er eenvoudigweg te slecht aan toe om vergunningen te geven voor activiteiten waar schadelijke stikstofverbindingen bij vrijkomen.
PAS-melders - het merendeel is boer - hadden onder het oude stikstofbeleid geen vergunning nodig. Zij konden door de beperkte omvang van hun bedrijf volstaan met een melding. Maar daar kwam een einde aan toen de Raad van State vijf jaar geleden een streep zette door dat beleid. Veel van deze ondernemers verkeren nog altijd in onzekerheid over het voortbestaan van hun bedrijf.
Van de oorspronkelijke ruim 3600 PAS-melders hebben er meer dan 2500 een verzoek tot legalisatie gedaan. Slechts 140 van hen hebben al de gevraagde duidelijkheid. Door ook andere opties dan legalisering te onderzoeken, hoopt Van der Wal meer vaart te kunnen maken. Dat wordt de komende tijd nader uitgewerkt.
De minister benadrukt dat PAS-melders altijd zelf mogen kiezen op welke manier zij geholpen willen worden. Zij blijft er ook bij dat het „onbestaanbaar” zou zijn als „ondernemers die te goeder trouw hebben gehandeld”, nadeel zouden hebben van de stikstofuitspraak van 2019 van de Raad van State.