Buig als westerse christen niet voor systeem van farao
De Bijbelse boodschap en het werk van de Geest zijn gericht op bevrijding en echte vreugde. Dankzij Jezus’ werk mogen wij de vrijheid in Hem ervaren en staat de rest van ons leven in het teken van dankbaarheid en heiliging. Maar… is dat echt zo?
Zijn christenen massaal een nieuw leven begonnen? Staat in de verkondiging centraal dat de rest van hun leven in het teken staat van dankbaarheid en heiliging? De afgelopen drie jaar heb ik zo’n vijftig kerkgemeenschappen per jaar bezocht, van vrijwel alle denominaties. Mijn bevinding is: het begint her en der te komen, maar het lijkt er nog niet op. Hoe kán dat?
Volgens mij is dit de reden: we hebben de last van het kwaad, het geld en de schuld onvoldoende doorleefd. We hebben de vreugde van de bevrijding van de ketenen van kwaad en schuld onvoldoende doorleefd. En we doorleven de opdracht voor ons nieuwe leven in vrijheid en de loutering die dat van ons vraagt onvoldoende. Kortom, het antwoord waarop ik uitkom, gaat over het doorleven van de drie stadia van bevrijding: het stadium van de last van kwaad en schuld, het stadium van de vreugde van de bevrijding en het stadium van de loutering in ons nieuwe leven in vrijheid. Of, zoals de Heidelbergse Catechismus het uitdrukt, het stadium van de ellende, het stadium van de verlossing en het stadium van de dankbaarheid.
Deze drie stadia van bevrijding moeten we opnieuw en dieper gaan doorleven. Dat wil ik doen aan de hand van het Bijbelboek Exodus, het boek van de bevrijding. In Exodus worden de drie stadia van bevrijding namelijk intens doorleefd. Het volk heeft de last van de ketenen van de farao intens doorleefd, het heeft de bevrijding uit Egypte intens doorleefd en het heeft de loutering in de woestijn intens doorleefd.
Ketenen
Het eerste stadium in het boek Exodus gaat over de ketenen van de farao. De farao was namelijk in de ban van beheersing en had de beschikking over een systeem waarin hij de wereld om zich heen geketend had. Naast magie, techniek en religie had de farao nog een andere machtsbron: geld. In economisch slechte jaren leende hij namelijk geld uit aan arme boeren, waarvoor hij uiteraard rente vroeg. Veel van die boeren gingen failliet. Het land en het leven van die boeren en hun families werden het eigendom van de farao. Uiteindelijk was het een kwestie van tijd totdat verreweg het meeste land in het bezit van de farao was en verreweg de meeste mensen zijn lijfeigenen waren.
De farao zette vervolgens zijn macht in om mensen keihard te laten werken. Hij liet de landloze boeren in hun vrije tijd werken aan zijn hobbyprojecten, zoals het bouwen van piramides, legerwagens en enorme voorraadbunkers. Hij sloeg zo veel mogelijk welvaart, namelijk graan en andere houdbare vruchten van de natuur, op in deze voorraadbunkers. Enkele keren per jaar gaf hij met de middelen uit deze voorraadbunkers een groot feest voor zijn lijfeigenen. Die arme mensen vielen dan op hun knieën en dankten de farao dat hij zo ongelofelijk royaal was. Het zwaarste werk, het bakken van stenen voor de piramides en voorraadbunkers, liet hij doen door het slavenvolk van de Hebreeërs.
De man die alles en iedereen geketend had, was bang om ook maar iets te verliezen. In feite was dus het hele systeem ingegeven door angst voor economische schaarste. Martin Luther King drukte het zo uit: wie een ander een fysiek juk oplegt, legt zichzelf een geestelijk juk op.
Tragiek
Ook Nederland functioneert als een systeem van de farao. De middenklasse en de rijkere klasse houden met hun voorraadbunkers talloze andere mensen geketend door de macht van het geld. Honderdduizenden werkende armen leven in permanente angst en bestaansonzekerheid. Vaak hebben ze een schamel flexcontract en werken ze veel uren voor hooguit een minimumloon. En buiten Nederland, in het mondiale Zuiden, werken er nog eens 10 miljoen mensen voor Nederlandse consumptie. Voor grondstoffen en halffabricaten voor Nederlandse export werken er nog eens 4 miljoen mensen. Daarbovenop zijn er nog eens vele miljoenen mensen die nu al verschrikkelijk te lijden hebben onder de gevolgen van de grote mondiale milieucrises, die voor 70 procent veroorzaakt zijn door slechts twee of drie generaties van gedoogsteun aan het systeem van de farao in het mondiale Noorden. En net als de farao zijn we doodsbenauwd om iets van onze macht en welvaart kwijt te raken.
Het is héél moeilijk om deze grote tragiek echt te doorleven. We zitten namelijk klem. Aan de ene kant is er de last van het kwaad, dat ons gevangenhoudt in ons leven van werken en consumeren en ervoor zorgt dat we werkelijke verandering niet onder ogen durven komen. Aan de andere kant is er de last van de schuld, die ervoor zorgt dat we het lijden in de wereld niet onder ogen durven te komen.
Vreugde van de bevrijding
En dan, als we de last van kwaad en schuld bewust doorleven, begint plotseling het tweede stadium. We lezen in Exodus 2: het hulpgeroep steeg omhoog tot God, God hoorde hun gekerm en ontfermde zich over hen. Het is de liefde van God die naar ons omkijkt, die de angst verdrijft. Als we die liefde doorleefd ervaren, dan verdwijnt het gevoel van beklemming en dan gaat er een diepe vreugde door ons heen.
En dan besef je: die vreugde is meer waard dan al mijn materiële comfort en al mijn voorraadbunkers. En je beseft ook: die vrijheid en vreugde heeft God voor iedereen bedoeld. Ik kan door te leven als een bevrijd mens bijdragen aan de bevrijding van anderen.
Proces van loutering
De ontdekking dat we bevrijd zijn, betekent nog niet dat we die angstige houding meteen hebben afgeleerd. Onze nieuwe houding en ons nieuwe handelen moeten we eerst intens en doorleefd oefenen. Dit leven is een louteringsweg, een oefening (het derde stadium). Dat is ook hoe de eerste christenen het zagen: in dit leven oefenen we ons in Koninkrijksvaardigheden, zodat we geschikt worden voor een rol in het Koninkrijk van God.
Ook het volk Israël moest eerst gelouterd worden. Veertig jaar zwierf het door de woestijn om te leren hoe het is om als vrije mensen te leven en om een politiek-economisch systeem op te bouwen waarin uitbuiting zo veel mogelijk is uitgebannen. Er waren drie ernstige fouten die het eerst uitgebannen moesten worden. De eerste en ernstigste fout is om het gezag van het systeem van de farao te erkennen. De God van Israël heeft dat namelijk radicaal gebroken en ontmaskerd als een gruwelijk en onmenselijk systeem. Hij heeft een totaal andere bedoeling met de samenleving en de schepping.
De tweede grote fout is om vrijwillig onze vrijheid op te offeren aan een politiek-economisch systeem, aan werk en consumptie. Wie veel werkt, is in de ban van economische schaarste en heeft geen tijd om de bevrijding die God geeft te doorleven. Daarom vraagt God van ons om rust te nemen en te vieren dat het leven goed is, dat Gods schepping overvloedig is en God vrijheid geeft.
„Je zult niet begeren”
De derde grote fout die we moeten uitbannen is schuldslavernij. Dat was immers de manier waarop de farao een totalitaire samenleving had gebouwd. Daarom moeten we uiterst terughoudend zijn met het uitoefenen van macht door geld. Geld ís macht. Daarom is veel geld hebben per definitie veel macht uitoefenen en dus corrumperend. Daarom is er één gebod in de Tien Geboden dat twee keer genoemd wordt: „Je zult niet begeren, je zult niet begeren.”
Dit gebod wordt eigenlijk altijd psychologisch geïnterpreteerd, maar het is economisch, namelijk een verbod op schuldslavernij. Dé manier uit die tijd om je de bezittingen van je naaste toe te eigenen was namelijk door schuldslavernij. De moderne interpretatie van het tiende gebod is helaas ook bijna altijd verkeerd. Wij spreken over geld als een neutraal ruilmiddel. Maar alle geld dat er bestaat, is gecreëerd als schuld. Ook in ons moderne systeem van de farao is elk bezit van de een de schuld van de ander. Al ons geld betekent een-op-een dat ergens anders op de wereld mensen en natuur keihard moeten werken als dienst aan deze financiële middelen. Heel vaak is dat modern daglonerschap of zelfs moderne slavernij. Daarom moesten de Israëlieten eens in de zoveel tijd alle schulden kwijtschelden en het land braak laten liggen.
De moderne interpretatie daarvan zou moeten zijn: het kan niet zo zijn dat sommige mensen te veel geld hebben en andere mensen te weinig; dat de ene groep mensen haar vrijheid verliest omwille van de valse vrijheid van een andere groep. Leven van genoeg is dus de ethische en politieke norm.
Leven van genoeg
Het vermijden van elk van deze drie fouten vergt een louteringsproces. Loutering betekent dat we bewust afstand doen van de macht en ons klein maken, zodat we ons werkelijk kunnen oefenen in vertrouwen op God en vertrouwen op gemeenschappen. Je kunt dit het beste vergelijken met het louteringsproces dat Jezus Zelf heeft doorgemaakt toen Hij Zijn roeping ontving.
Veertig dagen en nachten moest Hij doorbrengen in de woestijn om door de duivel verzocht te worden. Hij kreeg daar alle macht aangeboden van het systeem van de farao: economische macht, politieke macht en religieuze macht. Toen heeft Hij dit resoluut geweigerd en daarmee heeft Hij het kwade overwonnen. Jezus eist van ons dezelfde radicale afwijzing van macht. Alleen wie materieel, politiek en geestelijk arm durft te zijn of met hulp van Gods genade durft te worden, zal voldoende gelouterd zijn om een rol te spelen in het Koninkrijk.
In het economische domein betekent dit derde stadium van de vrijheid onder andere: de neiging weerstaan om problemen op te lossen met geld, door alleen te kopen wat je echt nodig hebt en door creatieve oplossingen te zoeken, zoals delen, repareren en creëren. Het betekent ook: je inkomensniveau aanpassen aan leven van genoeg, door meer te geven of minder te gaan werken of allebei. Meer geven en minder werken is ook een heel concrete manier waarop we in ons leven meer aandacht kunnen hebben voor God en onze naasten, in het bijzonder de armen.
Wie zich houdt aan de Thora en de Bergrede zal nieuwe levensvreugden ontdekken. De vreugde van meer sociale contacten, de vreugde van meer vertrouwen op God, de vreugde van meer creativiteit en natuurlijk de vreugde van het vieren van rustdagen en feestdagen.
De auteur is econoom en medeoprichter van stichting Genoeg om te Leven. Dit artikel is een verkorte weergave van de Oecumenelezing die hij op 12 april hield in de Geertekerk in Utrecht.