Een huis van gebed voor alle volken
David hijgt ervan. ’t Is ook een hele klim. Na dagen lopen uit Kapérnaüm moesten ze uit het Jordaandal omhoogklimmen, over de bergen, naar Jeruzalem. Nog even doorbijten en dan zal hij voor het eerst van z’n leven de tempel zien. ”Kijk!” roept z’n vader, die vooruit gelopen is. David rent naar hem toe en dan ziet hij het: daar, beneden, ligt de tempel. De laatste zonnestralen zetten het gebouw in een gouden gloed. ”Hoe lieflijk zijn Uw woningen”, zegt abba eerbiedig. David ziet tranen in zijn ogen. ”Kom, we zijn er bijna, jongen.”
Talloze pleinen in de wereld zijn mooier. En toch zijn ze allemaal minder belangrijk, ook al lijkt het vaak van niet. De Bijbel laat er geen twijfel over bestaan dat deze lap grond, midden in Jeruzalem, de spil vormt waar de wereldgeschiedenis om draait. Berg van het Huis, zeggen de joden. Verheven heiligdom, noemen de moslims het. Plaats waar Jezus liep en sprak, weten de christenen.
Uitgestrekt is het plein. Veel groter dan het op een foto lijkt. Aan de zuidzijde staat de al-Aqsa-moskee met haar oorspronkelijk zilveren koepel die in de loop der jaren grijs geworden is. Naar het noorden toe een plein, grasvelden, bomen. Een grote fontein uit de veertiende eeuw, waar moslims zich kunnen reinigen voordat ze de moskee bezoeken, staat tussen de al-Aqsa-moskee en de Rotskoepel in.
Nee, niet de Rotskoepelmoskee. Officieel is dit prachtige gebouw uit de zevende eeuw namelijk geen moskee, ook al wordt het in het alledaagse spraakgebruik wel zo aangeduid. Het is de Rotskoepel. En met die naam is eigenlijk precies het grondprobleem van deze plaats aangegeven. Want de koepel welft zich boven de rots. Of, preciezer: de met goud overtrokken koepel van een van de heiligste plaatsen voor moslims staat exact boven het heiligste plekje ter wereld voor joden, namelijk de rots waarop ooit de ark van het verbond stond, in het heilige der heiligen.
Onbegrijpelijk was wat hier in juni 1967 gebeurde. Israël veroverde de Oude Stad, inclusief de Tempelberg. Voor het eerst in bijna 2000 jaar was de heiligste plaats weer in joodse handen. En toch liet Israël de zeggenschap over de berg van het huis aan de islamieten. Het was de befaamde generaal Moshe Dayan zelf die ijlings bevel gaf de Israëlische vlag, die een overijverige joodse soldaat na de verovering van Jeruzalem op de Rotskoepel had gehesen, onmiddellijk te strijken. Al op 17 juni 1967, enkele dagen na de verovering van de Oude Stad door de Israëliërs, werden de sleutels van de ingangen tot de Tempelberg weer teruggegeven aan de moslimbewaarders. Israël hield één toegangspoort zelf onder controle, de zogenaamde Mograbi-poort, de Moreningang, direct naast de Klaagmuur gelegen. Het is voor niet-moslims nog steeds de enige officiële toegang tot de berg.
Geen toegang
Voor de deur van de Rotskoepel zit op een plastic stoel een Arabier. Hij controleert wie er naar binnen gaan. Als hij toeristen ziet, gaat zijn hand verveeld omhoog. ”No, no, no.” Hij kijkt niet eens, wuift alleen maar. Praten helpt niet, alleen moslims zijn welkom.
Op gepaste afstand van de ingang staat een joodse jongen. Hij loopt op kousenvoeten stukje bij beetje in een grote boog om de Rotskoepel heen, met het gezicht naar het gebouw. Hij huilt, terwijl hij onafgebroken Hebreeuwse teksten prevelt. Ongetwijfeld reciteert hij verzen uit de Klaagliederen van Jeremia.
De eeuwen door hebben de joden hun verdriet over het teloorgaan van hun heiligste plaats met de woorden uit deze boekrol stem gegeven. Ieder jaar, op de avond voor Tisha Be’av -ergens in juli of augustus-, vult het plein voor de Klaagmuur zich met duizenden joden die op de grond gaan zitten en gedurende de avond en de nacht het hele boek Klaagliederen lezen. Het was namelijk op Tisha Be’av -de negende van de joodse maand Av- dat zowel de eerste tempel van Salomo in 586 v. Chr. als de tweede tempel van Herodes in 70 na Christus werd verwoest.
Eigenlijk mag een jood hier helemaal niet bidden. Want het is voor joden en christenen streng verboden godsdienstige handelingen te verrichten op het tempelplein. Maar de islamitische hoeders van deze plaats zien natuurlijk ook niet alles. De joodse jongen behoort trouwens niet tot de ultraorthodoxe joden, want die zullen de Tempelberg nimmer bestijgen. Ze zijn vuurbang te dicht in de buurt te komen van het heilige der heiligen en zo deze plaats te ontwijden. Maar andere joden, vooral zij die ijveren voor de herbouw van de tempel, trekken zich van dit verbod niets aan. Voor hen is het onverteerbaar dat dit brandpunt van het jodendom niet onder joods toezicht staat. Ze nemen het Moshe Dayan tot op de dag van vandaag kwalijk dat hij het opzicht over deze plaats heeft teruggegeven aan de moslims. Slechts na het herstel van de tempel zal Israël weer tot bloei komen en tot zegen worden voor de wereld, zo menen zij.
Inmiddels hebben ze het Tempelinstituut opgericht waar allerlei voorwerpen die gebruikt werden in de tempeldienst, zijn nagemaakt. Exact zoals het beschreven staat in de thora. In een museum zijn deze voorwerpen, maquettes van de tempel en een film over de geschiedenis van het heiligdom te zien. Aan de wand hangt een glazen bak die uitpuilt van de dollars. Het opschrift laat niets te raden over: ”Herbouw van de heilige tempel”.
Wie de Tempelberg bezoekt, doet er goed aan eerst een kijkje te nemen in het Tempelinstituut. Hier krijg je een indruk hoe het toeging in de tempel voor het jaar 70 van onze jaartelling. Vooral het ritueel dat hier uitgevoerd werd op Jom Kippoer -Grote Verzoendag- is indrukwekkend. Jom Kippoer; dag van het offer. Dag waarop de stier geslacht moest worden om de zonde van de priesters te verzoenen. Dag waarop het lot getrokken werd om te weten welke van de twee bokken door God werd aangewezen om geslacht te worden en welke bok in de woestijn gezonden moest worden om zo de zonde van het volk weg te dragen.
Anno 2005. Plaats en tempel verwoest. Niets is er meer over van het schitterende tempelcomplex dat ooit een van de mooiste bouwwerken van de wereld was. Geen bloedstorting meer, het gedurig offer weggenomen. De lamp brandt niet meer in het heiligdom, de ark met het verzoendeksel is weg. Slechts een stukje muur is alles wat het joodse volk rest: de Klaagmuur.
Waar de ark gebleven is, weet niemand. De mensen van het Tempelinstituut zeggen dat ze het wel weten, maar te controleren valt dat niet. Historici gaan er vrijwel allemaal van uit dat het heilige der heiligen al in de tijd van de tweede tempel leeg was. Aangrijpend om te bedenken dat de hele tempeldienst eeuwenlang draaide om een steen waarop geen verbondsark meer stond. De twee stangen, de hefbomen van de ark die het voorhangsel op twee plaatsen licht deden opbollen en symbool waren voor het feit dat de Heilige van Israël aan tijd noch plaats gebonden was, waren er niet meer. De eer was weg. Ikabod. Maar de dienst ging door.
In het jaar 70 ging de profetie van de Heere Jezus letterlijk in vervulling. Geen steen van de tempel bleef op de andere. Christenen hebben de Tempelberg lange tijd veracht en er vuilnis gestort. Het waren de moslims die de plaats weer zuiverden en er een heiligdom bouwden: de Rotskoepel. Ondanks het feit dat het -architectonisch bezien- een van de mooiste bouwwerken ter wereld is, was een diepere vernedering voor de joden niet denkbaar. De gruwel der verwoesting, noemen ze het met een verwijzing naar het bijbelboek Daniël.
Begraafplaats
Ondanks de drukte zijn er op het uitgestrekte plein altijd wel stille plaatsen te vinden. Onder een grijze olijfboom met zicht op de glanzende koepel. De film van de geschiedenis begint vanzelf te lopen. Flarden van bijbelwoorden dwarrelen als herfstbladeren neer. David die dorst naar het heiligdom, meer dan een hert dorst naar de waterstromen. ”Wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?” ”Zend Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot de berg Uwer heiligheid en tot Uw woningen; en dat ik inga tot Gods altaar.”
Aan de oostkant van het immense plateau is er de Olijfberg met op zijn westelijke helling Gethsémané. Aan de westkant zijn nog net de koepels van de Grafkerk te zien, -waarschijnlijk- gebouwd op de rots Golgotha. En precies daartussen stonden het altaar en de ark met het verzoendeksel. ”Aldaar zal ik met u spreken”, had de Heere tegen Mozes gezegd. En was het niet op die Olijfberg dat Jezus ten hemel voer? En is het niet op die berg dat de Messias terug zal komen? De joden weten het zeker. Omdat het in de profeten staat. De moslims geloven het blijkbaar ook, want ze hebben uit voorzorg de Gouden Poort dichtgemetseld. Daardoor zal de Messias immers Jeruzalem binnengaan, volgens de joden. Bovendien hebben de moslims voor de poort een begraafplaats aangelegd, zodat de joodse Messias deze weg in ieder geval niet zal kunnen gaan zonder zich te ontheiligen. Denken ze.
Twee bokken
Kijk, daar staat Hij. Het is de laatste dag van het Loofhuttenfeest en tijd voor het ritueel van het water scheppen. Wie Hij is? Een Rabbi uit Nazareth. Hoor, Hij verheft Zijn stem. Je moet wel luisteren: ”Zo iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke!” Wie is toch Deze? mompelen de tempelgangers. Hij geneest, Hij spreekt en het is allemaal zo heel anders dan met hun eigen schriftgeleerden. Hij leert als machthebbende.
Lam Gods, noemde Johannes Hem. En iedere jood begreep dat de profeet doelde op de bok die op Grote Verzoendag geofferd moest worden om de zonden van het volk te verzoenen. Twee bokken stonden op die dag voor de hogepriester. En de hogepriester trok het lot, zodat de Heere kon bepalen welke bok geofferd moest worden en welke bok de woestijn ingezonden moest worden. Op het lot dat de bok aanwees die geofferd moest worden stond: ”voor de Heere”. En toen de tijd vervuld was, viel dat lot op Hem. ”Lam Gods, Dat zo onschuldig” En toch: geen offerdier was in Gods ogen schuldiger dan Hij Die de zonde der wereld droeg.
Hij was het Die dit huis van Zijn Vader reinigde en daarbij de oude profetenwoorden aanhaalde: ”Mijn huis zal een huis van gebed zijn.” Het waren woorden uit Jesaja, de profeet met een grootse droom. Eens zou de tempel een huis van gebed zijn voor alle volken, voor de hele wereld. Volken zouden toestromen van alle kanten om hier de God van Israël te aanbidden.
Leugens
Drie Palestijnse jongetjes voetballen op het plein van de Rotskoepel. Het schot is te hard. Ze schreeuwen. De bal schiet in de richting van het heiligdom. Wanneer hij door een toerist, die net probeerde de glanzende koepel op de gevoelige plaat vast te leggen, wordt teruggeschoten, roepen ze woorden van dank. Het tempelplein is voor hen het decor van het dagelijks leven. Het is niet ondenkbaar dat hun op school wordt geleerd dat op deze plaats nooit een joods heiligdom heeft gestaan. Allemaal leugens, zeggen veel moslims.
Enkele tientallen meters verderop legt een gids een Amerikaanse groep christenen uit wat er allemaal te zien is. Ze kijken, behangen met camera’s, bijna hulpeloos in het rond, drinken de beelden in, maar het is te veel, te overweldigend. Deze plaats is niet te behappen, niet te snappen. Een mysterie is het, een verborgenheid.
Bord
Weer terug op het plein bij de Klaagmuur. Nog even kijken naar het bord dat het Israëlische ministerie van Toerisme bij de opgang naar de tempelberg heeft laten plaatsen. Er is te lezen dat de heerlijkheid van God nimmer van deze plaats is geweken. En er staan woorden van Jesaja: ”Mijn huis zal een huis van gebed zijn voor alle volken.”
Zouden de ambtenaren van het ministerie weten dat uitgerekend die Rabbi uit Nazareth, bijna 2000 jaar geleden, deze woorden op deze plaats aanhaalde toen hij de tempel reinigde?
”Huis van gebed’’ is een serie verhalen over de rode draad die er in bouwkundig opzicht loopt van de tempel, via de synagoge naar de kerk. De serie start op de Tempelberg in Jeruzalem, waar sinds het jaar 70 geen tempel meer staat, en eindigt bij een Nederlandse kerk.