”Kerkgebouw werd de nieuwe tempel”
De Leidse hoogleraar kunstgeschiedenis, prof. dr. Aart J. J. Mekking, is een autoriteit als het gaat over religie en symbolen. Al eerder betoogde hij in diverse publicaties dat er duidelijke parallellen zijn tussen de bouwvorm van de tempel en de latere synagogen, moskeeën en kerken.
”Bij christenen werd in de loop van de tijd het kerkgebouw letterlijk de vervanging van de tempel”, aldus Mekking. ”Niet alleen in de theologie kwam de kerk in de plaats van Israël, maar ook in de bouwkunst. Voor een jood mag een synagoge echter nooit meer zijn dan een verwijzing naar de tempel. Die tempel kun je immers nimmer vervangen, die moet je herbouwen.”
In de tempel was eigenlijk alles symboliek. Ieder voorwerp had een diepere betekenis. Het voorhof met zijn verschillende afdelingen, het koperen wasvat, het altaar, het heilige en achter het voorhangsel het heilige der heiligen met de ark van het verbond. Toen de tempel al lang verdwenen was, werden de gebedshuizen van christenen en islamieten gebouwd naar het voorbeeld van de tempel. ”Zo zie je bij moskeeën vaak een voorplein, een soort voorhof met daarop de reinigingsfontein, een verwijzing naar het koperen wasvat in de tempel”, aldus Mekking. ”In de latere kerk heeft het doopvont een beetje de functie van het wasvat overgenomen. Er is mij slechts één doopvont op de wereld bekend dat ook letterlijk de vorm heeft van het koperen wasvat, inclusief de twaalf runderen. Dat staat in de kathedraal van Luik en het is echt wereldberoemd.”
Wanneer de synagoge in het jodendom precies ontstond, is volgens prof. Mekking niet duidelijk. ”Daar zijn verschillende theorieën over. Feit is wel dat de synagoge toen de tempel in Jeruzalem was verwoest, steeds meer functies ging overnemen van de tempel. Maar, dat is een duidelijk verschil met de kerken: de synagoge werd nooit gezien als de vervanging van de tempel. Dat kan ook niet, want joden blijven altijd streven naar de herbouw van de tempel. Dus is de synagoge niet meer dan een tijdelijke oplossing en komt hij nooit in de plaats van de tempel.”
In de inrichting van de synagoge zijn er een paar zaken die duidelijk heenwijzen naar de tempel. ”De bima, de verhoging waarop de Thora gelezen wordt, heeft min of meer de plaats van het altaar ingenomen. Sinds de verwoesting van de tempel draait het in de joodse eredienst niet meer om het offer, maar om het woord. De inrichting van de grote zaal in de synagoge doet op sommige punten sterk denken aan de tempel. Zo zitten in orthodoxe synagogen vrouwen en mannen gescheiden, zoals dat ook in de tempel het geval was. De zogenaamde heilige arke in de synagoge, de kast waarin de thorarollen bewaard worden, verwijst naar het echte heiligdom. De muur waartegen de arke is gebouwd, is idealiter gericht naar Jeruzalem.”
Volgens Mekking zijn er bijvoorbeeld in de Portugees-Israëlitische synagoge in Amsterdam, die in 1675 in gebruik genomen werd, heel duidelijke verwijzingen naar de tempel. ”Er is een groot hoofdgebouw, de eigenlijke synagoge en daarvoor en eromheen is een soort voorhof. Ommuurd zelfs. Als je daarbij let op de steunberen aan de zijkanten van de synagoge, dan zie je daar duidelijk verwijzingen in naar de voorstelling die men in de zeventiende eeuw had van de tempel van Salomo.
Bijzonder is verder ook dat die synagoge, evenals veel andere, gebouwd is door een christelijke bouwmeester. Er werd bij het ontwerp van het gebouw dan ook rijkelijk geput uit de ervaring die men had met het bouwen van kerken. Alleen kregen de symbolen die gebruikt werden niet een christelijke setting. In het buitenland zie je dat ook. De kruisvormige plattegrond van de synagoge, kreeg dan bijvoorbeeld een vijfde rib. Dan had je geen kruisgewelf meer.”
Koor op het westen
Volgens Mekking maakten christenen bij de bouw van hun kerken heel duideli jk dat de tempel in Jeruzalem en dus de hele joodse godsdienst met de komst van Christus had afgedaan. ”Eerst zie je nog dat het koor van de kerk op het westen was georiënteerd, net als het heilige der heiligen in de tempel. Dat lag immers ook op het westen. De eerste kerk die gebouwd werd op Golgotha in Jeruzalem, de Grafkerk, had dan ook een koor op het westen gericht. Deze kerk was trouwens in alles een prachtig voorbeeld van nabootsing van de tempelbouw. Zo was er een groot voorplein met daarop de reinigende fontein. Later is deze kerk vele malen verbouwd, verwoest en weer opgebouwd, zodat de oorspronkelijke structuur amper nog zichtbaar is.”
Mekking legt uit dat ook de Sint Pieterskerk in Rome een duidelijke verwijzing naar de tempel kent. ”Ook bij die kerk is er weer duidelijk dat enorme voorplein en ook bij deze kerk is het koor op het westen gericht. Uitzonderlijk, omdat er maar weinig kerken in de wereld bekend zijn waar dat het geval is. Het heeft alles te maken met het nabootsen van de tempel . De tempel in Jeruzalem was verwoest en had afgedaan. De joden hadden Jezus gekruisigd en de kerk werd gezien als de opvolger van Israël als het uitverkoren volk. De tempel werd vervangen door de kerk, die door velen ook ”tempel” werd genoemd.
Calvijn deed dat later trouwens ook. Kort en goed: de Sint-Pieter in Rome, de heilige stad van het christendom, was de nieuwe tempel.
En in Jeruzalem werd de Grafkerk de heiligste plaats. De tempelberg werd door de christenen gebruikt als stortplaats voor afval. Die plek werd veracht.”
De vervangingsgedachte -de kerk in de plaats van Israël-, de zogenoemde substitutietheologie, kwam nog later letterlijk tot uiting in de kerkbouw. ”Het koor werd op het oosten georiënteerd en in het koor kwam het altaar te staan. In de oude kerken werd dit altaar, net als in de tempel het heilige der heiligen, afgeschermd van de rest van de kerk. De bezoekers mochten niet zien wat daar gebeurde, dat moest afgesloten zijn.
Je ziet dat bijvoorbeeld nog mooi terug in de Jacobikerk in Utrecht. Daar is het koor echt helemaal door een hek gescheiden van de rest van de kerk. Bij dat altaar stond, vroeger, de priester ook met zijn rug naar de gemeente toe en met zijn gezicht naar het oosten. De zon, die in het oosten opgaat, stond symbool voor de verrijzende Christus. In de tempel had de priester bij het dienen de opkomende zon in de rug; in de kerk had hij de zon in het gezicht.”
Versieringen
Nederland heeft volgens de Leidse hoogleraar drie kerken waar de vervangingstheologie bijna letterlijk in de bouwkunst tot uitdrukking is gebracht. ”We hebben het dan over drie schitterende kerken, namelijk de Lebuinuskerk in Deventer, de Pieterskerk in Utrecht en de Abdijkerk van Rolduc in Kerkrade. Daar was onder het koor een crypte, een plaats waar onder andere belangrijke doden werden bijgezet, en boven op die crypte kwam het altaar te staan. De crypte stond model voor Israël, voor de leer van de dood en de offerdienst en daar bovenop kwam het christelijke altaar. Dat was de plaats waar de kruisdood maar vooral de opstanding van Christus werd gevierd.
Er zijn in de kerk van Rolduc versieringen gevonden op de pilaren die de crypte met het altaar verbinden die rechtstreeks heenwijzen naar versieringen zoals die bekend zijn uit de tempel van Salomo. Hier komt letterlijk tot uitdrukking wat men leerde: Israël was voorbij en de kerk was in de plaats van Israël gekomen.”
In de oude rooms-katholieke kerken was overigens nog veel meer symboliek te vinden. ”Neem de doopkapel, die zich in oude kerken vaak bevindt op het noordwesten. Dat was de plaats die in die tijd symbool stond voor de plek van de duivel, de demonen, het kwaad. De slechtste plaats, zeg maar. Daar werd het pasgeboren kind gedoopt omdat het pas na de doop echt de kerk in mocht en in de buurt van het altaar mocht komen. Eerst moesten de zonden afgewassen worden en dan pas mocht het in genade aangenomen kind in de sacrale ruimte komen.”
Reactiekerk
De Reformatie heeft aan deze beeldentaal in het kerkgebouw een einde gemaakt. ”Alles ging op z’n kop, om het zo maar te zeggen. Het mooiste voorbeeld daarvan zien we in de Bethlehemkerk in Praag, waar Johannes Hus letterlijk de hele liturgische structuur kapotmaakte. Het altaar kwam niet meer centraal te staan, de hiërarchie van de kerkgangers was niet meer te zien in de opstelling van de banken en noem het allemaal maar op. Een pure reactiekerk. Heel boeiend.”
In de kerken van de Reformatie in Nederland was iets vergelijkbaars te zien, volgens Mekking. ”Het was meer dan een beeldenstorm, het was een verandering van de structuur. Het altaar verdween uit de kerk en de kansel met daarop de Bijbel kwam centraal te staan. Vlak erbij stond het doopvont. Dat in tegenstelling tot de roomse kerken, waar het vaak in een aparte ruimte stond omdat het nog niet gedoopte kind als onrein werd beschouwd. Bij de protestanten werden Woord en sacrament echter nauw met elkaar verbonden.
Maar verder had je ook in protestantse kerken toch weer die hiërarchie. De dooptuin is een bekend verschijnsel en daarin zie je weer iets terug van de plattegrond van de tempel. Ook daar waren er in de voorhof diverse hekken. En een hek is altijd bedoeld om cesuur, om scheiding aan te geven. De herenbanken stonden vlak bij de preekstoel. Daar zaten de notabelen. Die mochten dichterbij komen, om het zo te zeggen. Net als de priesters in de tempel.
In de indeling van het kerkgebouw zag je dan ook veel terug van de maatschappelijke opvattingen in die tijd. Neem het gescheiden zitten van mannen en vrouwen; trouwens ook weer een directe verwijzing naar de tempel met de scheiding tussen mannen en vrouwen. Helder is in ieder geval dat in de protestantse kerk het sacrale werd opgegeven. De reformatorische kerk was de kerk van de leek, van de geloofsgemeenschap.”
Rotskoepel
Volgens Mekking is aan de Marekerk in Leiden, in 1649 gebouwd voor de protestantse eredienst, prachtig te zien hoe men in de zeventiende eeuw over de tempel dacht. ”De tempel was er niet meer, maar op de plaats van de tempel stond sinds de zevende eeuw de Rotskoepel. Voor de mensen in de zeventiende eeuw wás dat de tempel. Er werd niet doorgevraagd, men benaderde het niet wetenschappelijk, zo in de zin van: Wat heeft daar nu eigenlijk precies gestaan? Nee, wat er stónd, was het. Tot pakweg de achttiende eeuw viel het gebouwde en dat waar het naar verwijst, samen. Dat kunnen wij ons niet meer voorstellen, maar zo dacht men toen.
Vandaar dat de Marekerk een prachtige kopie is van de Rotskoepel. Een door protestanten gebouwde kerk die een kopie is van een van de heiligste gebouwen van de moslims. Dat is nu heel bijzonder, maar toen was dat normaal. De Rotskoepel was de tempel, de kerk was de nieuwe tempel en dus bouwde je de Rotskoepel na.”
In nieuwe kerken ziet de professor weinig symboliek meer. ”Er worden überhaupt niet meer zo veel nieuwe kerken gebouwd. De rooms-katholieken hebben natuurlijk hun grote, oude kerken, die ze vaak al niet meer vol kunnen krijgen. In de moderne protestantse hoek draait alles om oecumene. Symbolen zijn veel te traditioneel, die horen bij de oude opvattingen van het kerkzijn.
Bij de orthodoxe protestanten, waar nog wel nieuwe kerken worden gebouwd, is men een beetje bang voor symboliek. Die willen vooral niet méér doen dan het Woord. De kansel staat in het midden, het Woord staat centraal en dat is het wel zo’n beetje. Soms is er nog een gebrandschilderd raam waarin een gedeelte uit de Bijbel wordt afgebeeld, maar verder kan er ook niets zijn. Het Woord is immers genoeg.
Vreemd genoeg zie je vaak wel juist in de orthodoxe hoek dat de hang naar luxe groot is. Peperdure bouwmaterialen; het moet het beste van het beste zijn. Dat mag blijkbaar wel. Maar verder is het natuurlijk een beetje arm.”