Reformatorisch getuigenis in een piëtistische bedding
Het Wuppertal (Dld.), met als centra Elberfeld en Barmen, was in de 19e eeuw een wereld op zich. In 1816 is het Wuppertal getuige geweest van een opwekking, die binnen de schoot van de kerk is ontstaan. De genade van God brak krachtig door in vele harten. Deze opwekking was een kritische, elementaire boetebeweging met als doel de mensen weer terug te leiden naar het Bijbelse geloof en zodoende het reformatorisch gedachtegoed opnieuw tot zijn recht te laten komen.
Generatieslang hebben Krummachers in Duitsland de kerk als predikant gediend. Een van hen, Gottfried Daniël, ook de meest invloedrijke, heeft vanaf de kansel de opwekking van 1816 in Elberfeld geestelijk begeleid.
Gottfried Daniël werd op 1 april 1774 geboren in Tecklenburg (Westfalen). Thuis werden geschriften uit piëtistische kringen gelezen, vooral de werken van Gerhard Tersteegen. Al in Krummachers jonge jaren kwam de diepzinnige ernst van zijn latere leven openbaar. In 1792 werd hij als student ingeschreven aan de universiteit te Duisburg. Hij was blij dat hij daar ook Bijbels onderlegde hoogleraren aantrof. Over die studietijd schreef hij later: „Hoe wonderlijk dat de tale Kanaäns overal hetzelfde is.”
Aanvechtingen
Na enkele jaren huisleraar te zijn geweest en gepreekt te hebben in diverse dorpen werd hij in 1798 predikant in Baerl. Daar had hij heel veel aanvechtingen waarbij het erom ging het levende geloof te ontvangen. Ervaren christenen in de gemeente brachten én leidden hem verder op de weg van het heil. In Baerl leerde hij „genadebrokken op te rapen en die zorgvuldig te bewaren”. Van het gevoel een arme zondaar te zijn, werd hij geleid naar de volle zekerheid verankerd in Christus. Vanaf nu waren zijn preken gericht op Christus.
De gemeente merkte de verandering in zijn preken en voor velen, vooral binnen de kring van ”de stillen in den lande”, werd hij een leidsman. Baerl was voor Krummacher zijn ‘Bethel’ en toen vrienden hem eens vroegen om te komen logeren, schreef hij hun terug: „Ik vlieg niet graag ver weg van mijn korf.”
Ik vlieg niet graag ver weg van mijn korf
In 1801 nam hij het beroep aan naar de gemeente Wülfrath. De vijftien jaar in die gemeente zijn voor hem zwaar geweest. Hij kwam in ”de school van de deemoed”. Zijn preken waren onverkort gereformeerd, maar binnen de gemeente trad lauwheid op. Het kwam voor dat hij in de zondagmiddagdienst en in de weekdiensten bijna voor lege banken preekte. Door zijn trouwe arbeid won hij echter de harten van velen en dikwijls kwamen gemeenteleden op de zondagavond bij hem thuis om verder over de gehoorde preken met elkaar te spreken en elkaar te bemoedigen.
In die tijd besloot hij af te zien van een huwelijk. De reden hiervoor was dat zijn zuster al vroeg haar man verloren had en ze met vier kleine kinderen hulpbehoevend was achtergebleven. Familieleden wilden financieel bijspringen, maar Krummacher had na zware innerlijke strijd besloten alleen voor zijn zuster en haar kinderen te zorgen. Vijftien jaar diende hij in Wülfrath; het waren voor hem jaren van stilte en geestelijke rijping.
Stamelende Mozes
In 1816 begeerde de gemeente in Elberfeld, mede door invloed van mensen uit de kring rondom Tersteegen, Krummacher als haar predikant. Toen hij hoorde van het beroep riep hij: „Ik, stamelende Mozes, naar Elberfeld! Nee, dat gaat niet.” God besliste anders en hij nam het beroep naar Elberfeld aan en daar zou hij, nu in de kracht van zijn leven, de bazuin van het Evangelie helder en duidelijk laten horen. Op 11 februari 1816 hield hij in de Alte Reformierte Kirche zijn intredepreek uit 1 Korinthe 1:24. Zijn eerste optreden maakte veel indruk, want bij het verlaten van de kerk zei een gemeentelid: „Die valt niet gauw van zijn stokje.”
De opwekking in Elberfeld begon onder de jeugd en werkte door in de gehele stad. Zondags konden de kerkgangers geen plek meer vinden in de kerk en stonden ze buiten bij de open ramen te luisteren. Krummacher heeft tot zijn sterven de gemeente getrouw gediend. Met hart en ziel was hij aan gemeente verbonden. Afwezigheid uit zijn gemeente was voor hem een treurig iets. Kreeg hij na een reis de toren van de kerk weer in het vizier, dan deed hij zijn hoed af en bad onder tranen: „Ach Heere, vergeef het mij toch dat ik de gemeente verlaten heb.”
Van heinde en ver kwamen kerkgangers, zelfs uit het Siegerland, naar het Wuppertal –de bloeiende Godstuin genoemd– om daar verder de hele zondag te blijven. Met brandende harten dronken ze de eeuwige heilswaarheden in die ze vanaf de kansel hoorden. Een van deze kerkgangers had de beleving „zich in de voorhoven van de hemel te bevinden”. Huiswaarts gekeerd vertelde men dat „ze die zondag hadden gekrummachert”. Krummacher begeleidde de opwekking die onder de jeugd was begonnen, geestelijk en theologisch en leidde deze in kerkelijke banen.
Hij had een wat stuurs karakter en in zijn manier van zeggen en optreden was iets paradoxaals, maar volgens zijn oudste broer Friedrich Adolf ligt dit in het wezen van het christelijk geloof zelf. Zijn Bijbels nuchtere aard heeft er mede toe bijgedragen dat de opwekkingsbeweging in het Wuppertal voor uitwassen van geestdrijverij bewaard is gebleven. Als kenner en liefhebber van Luther en Calvijn heeft hij door zijn prediking de opwekking in het Wuppertal met zijn piëtistische tendensen in reformatorische zin verdiept.
Wie onder de prediking van Krummacher zat, moest erkennen: „Die man heeft ons in het hart gekeken.” Zijn preken hebben op vele generaties een stempel gezet. In het Wuppertal van die tijd deden er verhalen over zijn preken de ronde. Onder elkaar bespraken de mensen de beluisterde preken en velen kwamen op zondagavond samen om over het werk van God in hun leven te praten.
Krummacher wist zich geroepen zijn hoorders uit de doodsangst van die tijd te preken en hen in hun sterfelijkheid de verlossingsvreugde te brengen. Qua vorm zijn de preken van Krummacher gedateerd, maar wat de inhoud betreft allermist. Zijn preken laten ons diep in het vaderhart van God kijken en zijn vol van Christus en van Zijn erbarmen. Krummachers preken willen troosten, ze hebben een zielszorgelijke oriëntatie en als zodanig ook een zielszorgelijke structuur. Hij heeft in zijn verkondiging steeds laten zien dat het geloof een zich vastklemmen is aan de ”voor mij” (”pro me”) gekruisigde Christus. Bij Krummacher zien wij dat de kruismeditatie van Luther -en volgens Beyreuther ook van Francke en Zinzendorf- invloed heeft gehad op de theologie van de 19e eeuw.
Krummachers preken treffen de hoorders in het geweten. Ze zijn uit op het behoud van mensen en leren zien op Gods reddende liefde in Christus. Dit zijn preken om ook vandaag je hart aan op te halen. Wanneer gezegd wordt dat vandaag over veel preken „een zweem van spookachtige eentonigheid waait”, dan laat Krummacher zien dat preken die gehouden zijn in de volmacht van God, harten en levens van mensen weten te raken.
Bezoek uit Holland
In de zomer van 1833 krijgt Krummacher bezoek. Het is de ambteloze theoloog Hermann Friedrich Kohlbrugge, die vanuit Utrecht naar het Wuppertal is gekomen. Op 31 juli 1833 preekte Kohlbrugge in de avonddienst in Elberfeld en na afloop was Krummacher zeer ingenomen met de preek. De erkenning was wederzijds en veel hebben die twee met elkaar gesproken. De vaak zwaarmoedige Krummacher vroeg Kohlbrugge eens om een bemoedigend woord. Na een langdurige stilte antwoordde Kohlbrugge: „De beste onder ons is als een doornstruik.” Ze hebben elkaar begrepen, die twee.
Krummacher is tot zijn dood in Elberfeld gebleven. Trouw heeft hij met liefde de gemeente gediend. Over het paradoxale in zijn preken schrijft Tholuck: „Hij had daarin zijn liefhebberij.” En dit tot in de laatste uren van zijn leven. Toen men hem op zijn sterfbed vroeg of hij de vreugde van het geloof had, antwoordde hij: „Nee, maar ik weet dat mijn Heiland voor mijn zonden gestorven is.” Een bewijs van de grote liefde van de Elberfelders voor Krummacher was dat na zijn dood zijn portret in veel huizen van Elberfeld te vinden was. Zijn nagelaten preken zijn voor velen in en buiten het Wuppertal tot grote zegen geweest, en nog. Wilhelm Busch, tijdens de Tweede Wereldoorlog predikant in Essen, vertelt wat hij meenam wanneer de sirenes loeiden en hij met zijn gezin in een bunker bescherming zocht. „In mij tas lag naast de Bijbel het dikke boek van Krummacher, ”Die Wanderungen Israëls” (De wandelingen Israëls uit Egypte, door de woestijn, naar Kanaän, JK). Zo lief was mij dit boek geworden. En terwijl de bommen de stad in een woestijn veranderden, liet ik mij door Krummacher onderwijzen hoe het volk van God door de woestijn van deze wereld uitgeleid wordt.”