Meditatie: Met Jezus leven
1 Thessalonicenzen 5:10
„Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat wij slapen, tezamen met Hem leven zouden.’’
Wij vieren juist in deze ene nacht, de nacht waarin Jezus rustte, onze wake met velen, om -geborgen in de wake voor Hem- eens van de slaap vrij te zijn. Wij waken en zien uit naar het uur van Zijn ontwaken. Zo wordt voorkomen dat we op het ogenblik van onze rechtvaardiging -daarom is Hij opgewekt- liggen te slapen, omdat onverschilligheid wist binnen te sluipen. Ik bedoel niet slapen met het lichaam, maar in het hart. Laten wij dus waken en bidden, mijn geliefden, dat wij niet op de verzoeking ingaan.
Het is u, zeer geliefde broeders en zusters, bekend -u weet toch zeer goed wat u nu viert- dat deze nachtwake aan de Heere gewijd is en een ereplaats inneemt te midden van alle waken die worden gehouden om God te eren. Die ereplaats heeft een bijzondere reden. Door de jaarlijkse plechtigheid van deze wake wordt de gedachtenis hernieuwd van de Redder, Die is overgeleverd om onze misslagen en opgewekt om onze rechtvaardiging. Zo kan Zijn hele kerk, dat wil zeggen Zijn lichaam, zingen: „Ik echter verheug mij in de Heere, ik jubel om God mijn Redder. Ook ons vlees zal verrijzen in het Koninkrijk, maar dan aan het einde van dit nachtelijke bestaan.” Hiervan hebben wij een voorbeeld: Christus, ons Hoofd, is ons voorgegaan.
Aurelius Augustinus,
bisschop te Hippo
(”Sermo 196a.1”, 417)