Matthew Poole, de middelste van Bijbelverklaring Patrick, Polus and Wels
Boven de ingang van de Engelse Kerk op het Begijnhof te Amsterdam zit een mooie gevelsteen in de muur: een herder met een staf in de hand, twee schapen aan zijn voeten en het verloren schaap in z’n armen. „Het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen.”
Binnen in de crypte van de Engelse Kerk werd in 1679 zo’n ”wedergebracht schaap” ter aarde besteld, Matthew Poole, de man van de PPW, de Bijbelverklaring Patrick, Polus en Wels. Die middelste van het drietal, Polus, heette voluit Matthew Poole. Polus was zijn naam in het Latijn. Hij werd in 1624 (400 jaar geleden) geboren in York, een stad in Noord-Engeland.
Na zijn studie aan het Emmanuel College te Cambridge werd Poole in 1649 predikant van St. Michaël le Querne in Londen, vlak bij de St. Paul’s Cathedral in de city. Korte tijd later, in 1666, brandde de kerk tijdens de grote brand in Londen tot de grond toe af. De kerk van St. Michaël le Querne werd later niet, zoals veel andere kerken in Londen, herbouwd.
Cromwell
Matthew Poole leefde in een ernstige tijd. Engeland werd geregeerd door het parlement, onder leiding van Oliver Cromwell. De presbyteriale Poole was doordrongen van het belang dat de kerkelijke eredienst het meest gediend was met eenvoud. Hij vond dat de kerk door de Geest bezielde mensen nodig had, en vooral predikers die terdege onderlegd waren in de Heilige Schrift. Ook minder vermogende jongemannen moesten een theologische studie kunnen volgen, vond Poole. In 1658 presenteerde hij een plan voor een studiebeurs ten gunste van universitaire theologische opleidingen. In dat jaar publiceerde hij ook een boekje waarin hij zijn gedachten daarover had neergeschreven. Er moest een studiefonds komen, schreef hij, waaruit studerenden de kosten voor hun theologische studie konden betalen. Theologen van naam vielen hem daarin bij. Er werd ongeveer 900 Engelse pond bijeengebracht voor dit studiefonds. Er zijn aanwijzingen dat dit fonds enige tijd goed heeft gefunctioneerd.
Bisschoppelijk stelsel
Als presbyteriaan was Poole een overtuigd voorstander van het presbyteriaal-synodale stelsel van kerkinrichting. De presbyterianen huldigden in dit opzicht andere opvattingen dan de episcopalen. De episcopalen kozen voor het bisschoppelijke stelsel, als het juiste evenwicht tussen het presbyterianisme enerzijds en het pauselijk stelsel uit Rome anderzijds.
Op 26 augustus 1660 preekte Poole in de St. Paul’s Cathedral. Onder zijn gehoor bevond zich de burgemeester van Londen, sir Thomas Aleyn. Ook waren er talloze raadsheren van de stad aanwezig. In deze preek drong Poole nog eens aan op de grootst mogelijke soberheid in de openbare eredienst. Van allerlei liturgische poespas in de kerk moest hij niets hebben. Zo zette Poole zich af tegen het verdraaien van de menselijke stem op de kansel. Muziek in de eredienst was voor hem ook niet nodig, het leidde maar af van de inhoud van de verkondiging.
Grote uittocht
Het jaar 1662 breekt aan. Koning Karel II wil meer eenheid in de liturgie en voert de Uniformity Act in. Alle predikanten die weigeren het nieuwe liturgieboek (”Book of Common Prayer”) te gebruiken, verliezen per 24 augustus 1662 hun preekbevoegdheid. Het brengt een ware uittocht van puriteinse predikanten op gang. Meer dan 2000 voorgangers verlaten de kerk, onder wie Isaac Ambrose, Thomas Brooks, Richard Baxter, Thomas Watson, Ralph Venning, John Flavel, Matthew Mead, Joseph Alleine, en ook Matthew Poole. Hij mag in de Engelse staatskerk de preekstoel niet meer op.
Deze gebeurtenis, wel de Great Ejection (de grote uitstoting) genoemd, staat in de geschiedenis van de Engelse Kerk genoteerd als een zwarte bladzijde. Sommigen noemden het zelfs Black Bartholomew’s Day, een verwijzing naar de Zwarte Bartholomeüsnacht in Parijs (1572), de bloedbruiloft waarbij vele Franse hugenoten de dood vonden.
Voor de puriteinen in Engeland braken donkere jaren aan. Wie verboden kerkdiensten belegde of bijwoonde, of zelf voorging zonder het nieuwe liturgieboek te gebruiken, werd streng gestraft. Bisschop J.C. Ryle zei dat de Great Ejection een wond in de ware religie van de Engelse Kerk veroorzaakte „die waarschijnlijk nooit meer zou genezen”. Veel Bijbelgetrouwe voorgangers weken uit naar Nederland, naar steden als Amsterdam, Leiden, Rotterdam of Utrecht.
Vox Clamantis
Matthew Poole raakte kerkelijk dakloos. Hij schreef zijn ervaringen met het kerkelijk leven ná 1662 op in het geschrift ”Vox Clamantis” (De stem des roependen). Poole verliet zijn kerk, de St. Michaël le Querne. Nauwelijks vier jaar later ging zijn kerk in de vlammen onder. Poole preekte nog weleens ergens, hier of daar, en gaf ook nog wel stichtelijke traktaatjes uit, maar heeft geen pogingen meer gedaan om een eigen kerkelijke gemeente te vinden.
In 1666, het jaar waarin de grote brand in Londen plaatsvond, publiceerde Poole het geschrift ”The Nullity of the Roman faith” (de nietigheid van het rooms-katholieke geloof). Rome was voor hem letterlijk ”het grote gevaar”. Het geschrift leverde hem veel vijandschap op. Men had het zelfs op zijn leven voorzien. Op een avond wandelde Matthew Poole samen met een vriend naar huis. Ergens op een duistere plek in de Londense wijk Clerkenwell stonden opeens twee mannen hem op te wachten. Ze hadden kwade bedoelingen. De een riep: „Daar is hij.” Maar de andere schreeuwde: „Laat hem gaan, er is iemand bij hem.” Snel verdween het duo in het duister van de avond.
Amsterdam
Er zijn nog geruchten dat er geprobeerd is om Poole te vergiftigen, maar meer dan wilde verhalen kunnen dat niet zijn. Poole is zijn leven in Londen in elk geval niet meer zeker, dat is wel duidelijk. Hij verlaat Engeland, steekt de Noordzee over en vestigt zich in Amsterdam. Op dat moment is hij al weduwnaar. Zijn vrouw was korte tijd daarvoor, in augustus 1668, overleden en begraven in de St. Andrew’s Church in Holborn (aan de noordwestelijke rand van Londen). Het echtpaar Poole had één zoon, die stierf in 1679.
Matthew Poole overlijdt zelf op 12 oktober 1679. Hij wordt begraven in de grafkelder van de Engelse Kerk op het Begijnhof te Amsterdam. Daar rust zijn stof tot op de jongste dag.