„Dordtse Kerkorde aan herziening toe”
Het is nieuw dat de rechter de relatie tussen een predikant en een gereformeerd kerkverband een arbeidsovereenkomst noemt. Maar inhoudelijk hoeven kerken niet bang te zijn dat de rechter zich in de toekomst gaat mengen in kerkelijke zaken. Wel is het nodig dat de Dordtse Kerkorde (DKO), op sommige punten, herzien wordt.
Dat is de mening van mr. dr. A. H. Santing-Wubs, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen en in 2002 gepromoveerd op een onderzoek naar de manier waarop de burgerlijke rechter omgaat met kerkelijke geschillen. Ze reageert met haar uitspraken op het donderdagen openbaar geworden vonnis van de kantonrechter in Lelystad in de zaak van de afgezette christelijke gereformeerde predikant van Zeewolde, H. R. H. A. de Boer. „Inhoudelijk is er met deze uitspraak geen wissel omgegaan”, aldus Santing. „Huiswerk voor de kerken is wel dat ze hun eigen procedures goed moeten volgen en zich altijd moeten houden aan de elementaire regels van het recht.”
De problematiek rond de predikant en de kerkenraad van Zeewolde speelde al sinds februari 2001. Op 2 juli 2003 besloot de classis Amersfoort van de Christelijke Gereformeerde Kerken ds. De Boer te ontzetten uit het ambt van predikant. Zijn advocaat reageerde hierop met een brief waarin hij de classis vroeg om „intrekking van dit besluit, toelating tot de ambtelijke werkzaamheden en verzoening.”
In de zaak waarin de kantonrechter nu een uitspraak heeft gedaan, vorderde De Boer, aldus het vonnis, „primair verklaringen voor recht dat hij een arbeidsovereenkomst heeft, en dat hij onregelmatig en kennelijk onredelijk is ontslagen.” Hij eiste onder meer schadevergoeding, vermogensschade en een veroordeling in de proceskosten.
Woensdag werd bekend dat de kantonrechter op 2 februari heeft uitgesproken dat „de verhouding tussen De Boer en de christelijke gereformeerde kerk te Zeewolde dient te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst als bedoeld in art. 7:610 van het Burgerlijk Wetboek”; het aan De Boer gegeven ontslag op 2 juli 2003 „onregelmatig is gegeven” en „kennelijk onredelijk is.” De rechter veroordeelde de cgk van Zeewolde tot betaling aan De Boer van ruim 10.000 euro (bruto) terzake van onregelmatig ontslag en 30.000 (bruto) terzake van kennelijk onredelijk ontslag, alsook tot betaling van de kosten van het geding.
Santing noemt, na bestudering van het vonnis, de uitspraak van de rechter enerzijds nieuw, maar vreest aan de andere kant niet voor rechterlijke inmenging in kerkelijke kwesties. „Het feit dat een rechter nu stelt dat een predikant een arbeidsovereenkomst heeft met een kerk, is binnen de reformatorische kerken nieuw. In 1991 nog heeft de Hoge Raad namelijk uitgesproken, ook in een zaak met christelijke gereformeerde predikant, dat een dominee geen arbeidsovereenkomst heeft met zijn kerk.
Toch moeten we eerlijk zeggen dat er de laatste tijd, ook in de literatuur, al wel meer een trend was te zien richting deze uitspraak. Ik vind dat overigens niet slecht. Het geeft de predikanten een vorm van bescherming en dat is goed.”
Bang voor inmenging van de burgerlijke rechter in godsdienstige kwesties is Santing naar aanleiding van deze uitspraak niet. „In zijn vonnis spreekt de rechter nadrukkelijk uit dat een wereldlijke rechter grote terughoudendheid moet betrachten bij binnenkerkelijke aangelegenheden. Het blijft zo dat kerken geregeerd worden volgens hun eigen statuut en dat de rechter in principe alleen maar kijkt of in die kerk de procedures zorgvuldig zijn uitgevoerd.
In de kwestie De Boer oordeelt de rechter dat dat niet het geval is. Inhoudelijk heb ik daar absoluut geen mening over omdat ik niet kan beoordelen of de kerk hier echt fouten heeft gemaakt. Maar de rechter oordeelt van wel. Zo stelt hij dat De Boer geen inzage heeft gekregen in stukken die in de procedure een rol hebben gespeeld, dat De Boer niet bij bepaalde getuigenverhoren aanwezig kon zijn en dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om voor hem relevante getuigen te horen. Dat vindt de rechter een schending van de beginselen van een eerlijk proces en daarom ziet hij geen reden voor terughoudendheid en komt hij dus tot zijn uitspraak.”
Santing is van mening dat kerkgenootschappen die de Dordtse Kerkorde (DKO) hanteren, goed moeten bezien of die kerkorde op punten niet moet worden herzien. „Ik zeg niet dat de kerken daar al niet mee bezig zijn, maar het kan nog wel beter. Zo blijft het een moeilijk punt dat er in de DKO geen ruimte is voor een onafhankelijke commissie voor bezwaren en geschillen, zoals bijvoorbeeld de kerkorde van de Protestantse Kerk die wel kent. Omdat de DKO de rechtspraak verbindt aan de meerdere vergaderingen, kan het nu in de praktijk zo zijn dat dezelfde mensen in verschillende rechtsprekende commissies zitten. En dat kan natuurlijk niet.”
Het huiswerk voor de gereformeerde kerken ziet Santing dan ook vooral in het eerlijk en nauwkeurig bezien of de kerkorde wel op alle punten voldoet aan de eisen van de tijd. „Bij kerkelijke geschillen zal de rechter altijd kijken naar de eigen kerkelijke regels. Maar hoe duidelijk zijn die? Zo stelt de rechter in de kwestie Zeewolde bijvoorbeeld dat volgens artikel 31 van de DKO niet eerst de hele kerkelijke rechtsgang hoeft te zijn doorlopen, voordat iemand naar de burgerlijke rechter kan gaan. En inderdaad staat dat in dat artikel ook niet met zoveel woorden, hoewel ik denk dat je het er wel in kunt lezen. In de Protestantse Kerkorde zijn dit soort zaken, net zoals in de kerkorde van de vroegere Nederlandse Hervormde Kerk, beter geregeld en daar kan de rechter ook echt mee uit de voeten. Dat is ontzettend belangrijk.”
Volgens haar is verder een manco van de DKO dat er niet echt snelle procedures zijn om tot een uitspraak in een geschil te komen. „In de kwestie Zeewolde heeft De Boer bijvoorbeeld een beroep gedaan op de generale synode van de CGK. Maar die kwam pas een jaar later bijeen. De rechter heeft in zijn vonnis ook uitgesproken dat dat te lang duurde.”
Volgens mevrouw Santing is er niet echt een verandering te zien in de houding van de rechter ten opzichte van inhoudelijke zaken die spelen in de kerk. „Ik heb in het onderzoek dat ik voor mijn proefschrift heb gedaan niet bespeurd dat die trend er is. De wereldlijke rechter blijft terughoudend en de kerk blijft geregeerd worden door haar eigen statuut. Zo is het in de wet vastgelegd. Maar dan moeten die kerken procedureel wel voldoen aan fundamenteel geldende rechtsbeginselen, zoals de kantonrechter van Lelystad in zijn vonnis ook stelt. Een van die beginselen is bijvoorbeeld dat er hoor en wederhoor moet zijn toegepast. Dat lijkt me trouwens ook een zeer bijbels principe. Nogmaals: ik zeg niet dat de CGK zich in de kwestie Zeewolde niet aan die regels hebben gehouden, maar de kantonrechter oordeelt dat dat niet zo is. Daar moet de kerk zich op beraden.”