„SoW-kerken missen goed beleidsplan”
Het ontbreekt in de SoW-kerken nog steeds aan een beleidsplan, waarin de kerntaken zijn vastgelegd. Zonder zo’n beleidsplan is er geen gefundeerde begroting op te zetten, zei voorzitter drs. G. van Soest van de Vereniging van Kerkvoogdijen in de Nederlandse Hervormde Kerk.
Van Soest sprak zich positief uit over het werk van de commissie-Van Dijk om de financiële en organisatorische problemen in de SoW-kerken op korte termijn op te lossen. Dat deed hij in zijn jaarrede tijdens de algemene vergadering van de vereniging in Apeldoorn, afgelopen zaterdag. Volgens de voorzitter komt de commissie tot aanbevelingen die „op vrijwel alle punten” sporen met het gedachtegoed van de vereniging van kerkvoogdijen, zoals de erkenning dat de triosynode zich vooral met geestelijke zaken zou moeten bezighouden of het voorstel de regionale en de landelijke dienstverlening tot één organisatie te integreren.
Van Soest leverde echter ook kritiek. Volgens hem kan geen gefundeerd oordeel worden gegeven over de hoogte van het quotum (de vaste afdracht van de plaatselijke gemeente aan de landelijke kerk) als een beleidsplan ontbreekt. Wegens het ontbreken van een beleidsplan is hij het niet eens met de commissie om het quotum op termijn te verhogen. Wel stemde Van Soest in met de aanbeveling van de commissie waarbij voor de toekomstige quotumheffing uitgegaan wordt van de werkelijke inkomsten van de plaatselijke gemeenten.
Van aanwending van gelden voor nieuw beleid kan pas sprake zijn als er een beleidsplan is goedgekeurd, aldus Van Soest. Zolang dat niet het geval is, moet de triosynode exploitatieoverschotten terugboeken naar de reserves. Wat dat betreft werd Van Soest afgelopen vrijdag door de zogenaamde kleine synode op zijn wenken bediend. Die stemde op voorstel van ouderling J. van Heijst, lid van het synodebestuur, in met een regeling van die strekking.
Van Soest bepleitte verder de band tussen het grondvlak en de landelijke organisatie te versterken. Volgens de commissie-Van Dijk is er zelfs sprake van een verstoorde relatie. De landelijke organisatie moet zich bewust zijn van de financiële problemen van de plaatselijke gemeenten. Van Soest: „Wij zijn van mening dat er een realistische visie op het kerkzijn in de toekomst moet worden geformuleerd en dat de kerkleiding inzicht moet hebben in de financiële ontwikkelingen op plaatselijk vlak. Pas dan is er met enig recht over de taken van de bovenplaatselijke organisatie te spreken en over haar omvang.” Alleen als het beleid van de kerk herkenbaar wordt voor de gemeenten, ontstaat er een draagvlak om dat beleid te bekostigen, aldus Van Soest.