Meditatie: Gods Zoon
Johannes 5:26
„Want gelijk de Vader het leven heeft in Zichzelf, alzo heeft Hij ook de Zoon gegeven het leven te hebben in Zichzelf.”
De Heere Jezus had op de sabbat een mens genezen van zijn 38-jarige ziekte, waarover Hem de Joden boosaardig vervolgden, als een sabbatschender. Hij had tot de zieke gezegd: „Sta op, neem uw bed op, en wandel”, opdat dus het werk Gods in deze wonderbare genezing openbaar mocht worden voor de aanschouwers. Maar onder een schijn van ijver voor de sabbat zochten zij het licht van dit wonderwerk te verdonkeren. Maar omdat zij het werk zelf niet konden afkeuren, vielen zij op de omstandigheid van de tijd en vertoonden het als een schending van de sabbat (vers 5-16).
De godsdienst is nooit meer vervolgd geworden dan onder een masker van godsdienstigheid. De mensen menen ook dat zij God een dienst doen wanneer zij Zijn dienaren doden, zoals zij dit de Meester Zelf hebben gedaan. Omdat onze Heere Jezus Zichzelf verantwoordde door te zeggen: „Mijn Vader werkt tot hiertoe, en Ik werk ook”, waren zij nog meer ontstoken en verbitterd, omdat Hij gezegd had dat God Zijn eigen Vader was en Hij Zichzelf dus „God gelijk maakte” (vers 17-18).
Christus neemt daaruit gelegenheid om deze waarheid duidelijker te verklaren. Want Hij bewijst Zichzelf de natuurlijke Zoon Gods te zijn, door bondige bewijsredenen, waarvan de woorden van onze tekst er één is waarin Hij Zichzelf een ander werk toe-eigent, dat niemand dan de Zoon Gods, Die de Vader gelijk is, doen kan.
Ralph Erskine, predikant te Dunfermline
(”Verhandeling over Johannes 5:25”, 1744)