Tot geloof komen, ook in de 21e eeuw
„In zeker opzicht is het nu moeilijker om tot geloof te komen dan honderd jaar geleden. Christenen staan midden in een geseculariseerde maatschappij. Het geloof vraagt radicale keuzes.”
Deze mening gaf ds. A. A. Egas uit Urk woensdagavond in Bunschoten. Hij sprak tijdens een toerustingsavond van het Landelijk Contact Jeugdverenigingen (LCJ) van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Deze kadervormingsavond was de eerste in een reeks van vijf, waarin hij en ds. J. M. J. Kievit uit Rotterdam spreken over: ”Tot geloof komen in de 21e eeuw”.
De predikant merkte op dat de ontwikkelingen in de maatschappij een geweldige impact hebben. „Het perspectief van de eeuwigheid is bij veel jongeren niet aanwezig. Het hier en nu is voor hen heel belangrijk. Ze willen zich goed voelen, lekker in hun vel zitten, zo veel mogelijk genieten, intensief leven, vooral op zaterdag en zondag. Die dingen staan haaks op de boodschap van de Heere.”
Ds. Egas wees erop dat er hoop is, omdat God Dezelfde is gebleven. Mensen kunnen de obstakels van deze tijd niet wegnemen, maar de Heilige Geest kan dat wel. Ook in de tijd van de Bijbel waren er mensen die in een heel andere omgeving hun geloof beleden. „Mozes kon alles krijgen wat hij wilde aan het hof van de farao, maar hij wilde liever met Gods volk kwalijk behandeld worden. Jozef is ook zo’n prachtig voorbeeld. Hij bleef staande, terwijl de verleiding zo groot was. Het geloof was voor hem een realiteit, een werkelijkheid die alles kon overwinnen.”
Ook de tijd van de eerste christenen is vergelijkbaar met deze tijd, meent de Urker predikant. „Christenen vielen op, doordat ze anders waren. Ze vielen negatief op door het niet meedoen aan de keizercultus en door niet naar de spelen in de arena te gaan. Ze vielen positief op door hun naastenliefde, hun liefde voor slaven, de armenzorg en de inrichting van ziekenhuizen.”
Het is voor jeugdleiders belangrijk om met jongeren te spreken over het geloof, aldus ds. Egas. Dat kan heel concreet gaan over bidden, lezen, stille tijd, liefde tot de naaste en oog hebben voor Marokkaanse jongeren. Staan kerkelijke jongeren kritisch genoeg tegenover elementen van de huidige maatschappij, zoals de sportverheerlijking, de bioscoop, popmuziek, de verheerlijking van het lichaam en de moderne beleving van de seksualiteit? Het is goed om daarover te spreken en jongeren te wijzen op Jeremía 31:17: „En er is verwachting voor uw nakomelingen, spreekt de Heere.”
De predikant vond het ook belangrijk om met hen van gedachten te wisselen over het komen tot geloof en innerlijke verhinderingen die er zijn. Hij zei dat besef van schuld en verlorenheid geen voorwaarde is waaraan iemand moet voldoen, maar wel een kenmerk van het werk van de Heere in iemands hart. Hij spoorde jongeren aan te vluchten tot Christus. „Je vlucht als alle andere wegen zijn afgesneden en beseft dat alleen Jezus redden kan. Er is een oprecht en zuiver verlangen om alles te verlaten voor Jezus Christus. Hij is de Borg, Die de schuld overneemt en volkomen betaald heeft. Geloven is ten diepste: zichzelf veroordelen en vervolgens de zaligheid, de vrede en het leven vinden in de Heere Jezus Christus.”
Een verhindering om tot Christus te komen is de gedachte, dat het vluchten niet oprecht is en alleen een poging om aan de hel te ontkomen. Bunyan citerend zei ds. Egas, dat ook zulken welkom zijn bij Christus. „Als iemand tot Jezus vlucht om aan de hel te ontkomen dan heeft die persoon kennis. Hij ziet de ernst van de zonde, dat er leven is in Christus en ook dat Hij redden wil. Je mag dan de keuze doen dat je de wereld wilt verlaten.”
Een ander beletsel is dat sommigen menen dat ze niet op de goede manier komen, omdat ze steeds weer in de zonde vallen. Ook dat mag geen verhindering zijn om te komen, al wordt Christus er door onteerd en het eigen geweten gewond. „Twijfel niet aan Zijn genade.”
Tijdens de bespreking werd duidelijk dat niet alle jongeren zitten met de kwestie van het komen tot Jezus. Ds. Egas beklemtoonde dat het nodig is dat jongeren weten dat Jezus niet iedereen liefheeft. „God heeft de zondaren die niet tot Hem vluchten, niet lief.”