Boeken der leken
Een mens moet oppassen dat hij geen drammer wordt, zei pas iemand tegen me. Ik weet niet of het een stiekeme hint aan mijn adres was. Want ik geef toe dat er best iets drammerigs in m’n genen zit. Al heb ik natuurlijk liever niet dat anderen dat ook vinden.
Hoe dan ook: de discussie over wat er wel en niet georganiseerd kan worden in een kerkgebouw, naar aanleiding van een muziekevenement in de Apeldoornse Loolaankerk, interesseert me. En over kerkarchitectuur heb ik nogal uitgesproken opvattingen. Over dat Apeldoornse evenement zelf hoeven we het trouwens niet te hebben. Natúúrlijk hoort dat niet in een kerk georganiseerd te worden. Ooit noemde een directeur van een grote monumentale kerk het verhuren van ‘zijn’ kerk aan organisatoren van allerlei wereldse evenementen „verhoeren”. Verhuren wilde hij het niet noemen.
De verontwaardiging over dat evenement in Apeldoorn begrijp ik dus. Maar wat ik dan weer niet begrijp is dat nogal wat bestrijders van zo’n evenement in een kerk tegelijk beweren dat een kerkgebouw eigenlijk niet meer is dan een hoop stenen. Het is geen heilige ruimte en het mag geen godshuis worden genoemd. God woont immers niet in een gebouw met handen gemaakt. Wat dat laatste betreft: volstrekt Bijbels. Maar waarom zou een kerk dus geen godshuis mogen heten? Is het misschien omdat sommige kerkgebouwen in de eigen kring inderdaad niet meer zijn dan een hoop stenen met een veel te groot parkeerterrein ernaast? Zonder ook maar de geringste heenwijzing naar een werkelijkheid die we niet tasten kunnen. Met een raam met een Bijbelse voorstelling, bijvoorbeeld. Of –ik durf het bijna niet te schrijven– een kruis aan de muur. Is er namelijk één ander symbool denkbaar dat zo duidelijk naar het christendom verwijst?
Onlangs liep ik bij geval langs een nieuwe kerk van de gereformeerde gemeente in een Veluws dorp. Een kerk met een fraai en groot glas-in-loodraam aan de zijkant van het gebouw. En voor dat raam, naast de stoep, een bord waarop wordt uitgelegd wat dat raam verbeeldt.
Ik hoor een criticus mompelen dat we die boeken der leken niet meer nodig hebben sinds we de Bijbel in onze eigen taal kunnen lezen. Hij heeft gelijk. Wíj hebben ze ook niet nodig. Maar al die mensen die echt niets meer weten van God des te meer. Hun onwetendheid schreeuwt om meer van dit soort boeken der leken.