„Ik zie het bombardement zo weer gebeuren”
Op oudejaarsdag 1944 lieten geallieerde vliegtuigen per ongeluk enkele bommen los aan de rand van het dorp Giessen in de Bommelerwaard. De aanval was gericht op de Andelse sluis. Het drama kostte zes jonge knapen het leven. De nu 74-jarige Arie Lievaart uit Brakel is de enige die het overleefde.
In de geschiedenisboeken kom je het voorval niet tegen. Een jaarlijkse herdenking bij de Andelse sluis of de rampplek in Giessen is er niet. Toch zijn Dodenherdenking en oudejaarsdag voor Lievaart onvergetelijke en emotionele dagen. „Als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik het zo weer gebeuren”, zegt hij.
Het was op zondagmiddag. Met een groepje vrienden ging de 14-jarige Lievaart een stukje wandelen op de Maasdijk, even buiten Giessen. Twee Duitse soldaten stuurden hen weg. „Het was veel te gevaarlijk. De hele dag vlogen vliegtuigen af en aan. Het was hen te doen om het afweergeschut bij de sluis van Andel, anderhalve kilometer verderop.”
De jongens liepen de dijk af en bleven staan voor een boerderij onder aan de dijk. Plotseling riepen enkele knapen dat een van de overkomende vliegtuigen zijn bommenlast liet vallen. Onbewust van het gevaar bleven ze staan, totdat de bommen rond hen neerkwamen. Lievaart: „Toen ik bijkwam, lag ik op de rand van de bomkrater. Ik zat vast onder een stuk muur van de boerderij.”
Lievaart kon niet zelf loskomen. „Ik keek in het bomgat. Daar lag een neef van me. Ik zei: „Kun je me helpen.” Hij antwoordde: „Nee, want ik denk dat ik mijn been heb gebroken.”
Meteen kwamen de twee Duitse soldaten aangelopen. Zij waren op het horen van de vliegtuigen tegen de dijk gekropen. Hun was niets overkomen. „Ze haalden mij onder het puin vandaan”, zegt Lievaart. „Ik liep gewond weg. Een eindje verder zag ik mijn broer liggen, vlak bij een boom. De andere jongens lagen er ook nog. Ik hoorde kermen en roepen.”
Buurtbewoners riepen de jonge Lievaart binnen. „Ik keek in de spiegel en herkende mezelf niet door al het bloed.” Bij een oom op een boerderij verderop zat het Duitse Rode Kruis. „Daar ben ik naartoe gelopen. De artsen waren inmiddels allemaal vertrokken naar de dijk.”
Verpleegsters verbonden de gewonde jongen, waarop een paar ooms hem op een brancard thuis brachten. „Tien minuten later stierf mijn broer, die ook net was binnengebracht. Hij is niet meer bij kennis geweest.”
Van de zeven jongens die het bombardement meemaakten, overleden er zes. Onder hen was een Duitse jongen, die als militair diende. Hij is ook begraven op het kerkhof van Giessen. Later kreeg hij een herbegrafenis in Duitsland.
De neef, die meende alleen een gebroken been te hebben, overleed twee dagen na het bombardement, op 17-jarige leeftijd. De inwendige bloedingen bleken ernstiger dan aanvankelijk gedacht. In de straat waar Lievaart woonde, heerste rouw. Behalve zijn broer van zeventien overleden dezelfde avond nog een buurjongen en diens buurjongen aan de gevolgen van het bombardement.
Een paar dagen later werden de drie jongens gelijktijdig begraven in Giessen. Lievaart was er niet bij. Hij was te ernstig gewond. „De botten staken op verschillende plaatsen door mijn huid heen.”
Terugkijkend zegt Lievaart: „Ik ben dankbaar dat ik bewaard ben gebleven.” De herinneringen vervagen met de jaren.
Toch heeft Lievaart het er rond oudejaarsdag „nog wel moeilijk mee.” De dodenherdenking op 4 mei bezoekt hij trouw. „Er komt tegenwoordig veel poespas bij. Vroeger hield de dominee een soort dienst. Het is wel goed om de jeugd erbij te betrekken, maar ik vervreemd daar wat van.”
De inwoner van Brakel kan nu goed over het gebeurde praten. „Het leven gaat door. Tegenwoordig komen er bij het minste of geringste traumaspecialisten aan te pas. Niemand heeft mij na het bombardement ooit gevraagd: „Kun je het wel verwerken?””