Meditatie: Volledige verklaring
Romeinen 11:5
„Alzo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden naar de verkiezing der genade.”
Na vele eeuwen is het volk Israël noch vernietigd, noch verpletterd, noch verdampt, noch vermengd, maar leeft het nog even onderscheiden en bijzonder als in de dagen dat Titus’ triomfboog in Rome werd opgericht (als overwinning op de Joden, red.). Ik heb niet het minste idee hoe de Joden erin slagen zo lang onderscheiden te blijven voortbestaan. Deze vragen kunnen niet worden opgelost door mensen die de waarheid van de Heilige Schrift ontkennen. Ik ben nooit een eerlijke poging tegengekomen van de zijde van de ongelovigen. De vragen over de plaats van Israël zijn voor veel moderne theologen als een steen des aanstoots die zij wellicht verachten, maar die ze geenszins kunnen verplaatsen of optillen. God heeft onnoemelijk veel getuigen voor de waarheid van de Schrift. Wilde men zich echter maar de moeite getroosten ernaar te luisteren! Toch kunt u ervan op aan dat er geen getuige is die zo onbeantwoordbaar is als degene die zich voortdurend voor de ogen der mensen doet gelden. Die getuige is de Jood. De vraag over de uitzonderlijke en unieke positie van het Joodse volk behoeft niemand tot twijfelmoedigheid aan te zetten indien hij de Bijbel gelooft. Nadat u eenmaal dat Boek hebt opengeslagen, wordt de knoop die de sceptische geest zo vaak heeft verbijsterd door u heel eenvoudig ontward. De Bijbel die u in uw handen hebt, verschaft u een volledige verklaring.
J.C. Ryle, bisschop te Liverpool
(”Preek over Romeinen 11:26”, 1867)