Familie Schot emigreerde naar Zweden: In Nederlandse kerk is veel traditie, hier is het precies andersom
Er ligt een dikke witte deken van sneeuw op en rond het huis van Harry en Marian Schot. De woning van de Nederlanders staat aan een rustige landweg een kleine twintig minuten ten oosten van het Zweedse regiostadje Tranås. Een ideale plek, vindt Schot. De kerk in Tranås waarvan ze lid zijn is goed bereikbaar en de basisschool voor de jongste kinderen staat in het nabijgelegen dorp Adelöv.
Sinds 2016 huizen de Schotten hier. Vanuit Soest emigreerden zij naar de Zweedse regio Småland. „Ik heb eerst steeds aan Noorwegen gedacht, maar uiteindelijk is het dit geworden. Nee, ik wil niet meer terug.” De kinderen Joas, Hanna, Nathan en Jesse denken er net zo over. „Ze zijn al helemaal gewend aan het leven hier en spreken inmiddels vloeiend Zweeds.”
Schot en zijn vrouw leerden zelf de taal ook zo snel mogelijk. Dat is de beste manier om te integreren, is Schots stellige overtuiging. „Thuis spreken we wel zo veel mogelijk Nederlands. Dat moet ook, omdat de kinderen straks anders niet meer met hun grootouders kunnen spreken.” Het leren van de taal noemt Schot de grootste hobbel.
Bij de kerk
De emigratie ging snel. Schot: „Ik wilde al langer naar het buitenland. Toen Marian ook zover was, zijn we gaan zoeken. De kerk in Tranås was uitgangspunt voor die zoektocht, omdat dat de enige kerk is met een vergelijkbare belijdenis als die van de Gereformeerde Gemeenten, waar we in Nederland uit komen. We wilden in een straal van 20 kilometer rond Tranås wonen. Dit huis stond te koop. We zijn in januari 2016 een dag hier geweest om het huis te bekijken en de kinderen in te schrijven op school. In april van dat jaar zijn we hiernaartoe verhuisd.”
Aan het huis moest veel gebeuren. Harry bouwde er een nieuw gedeelte aan, met een ruime keuken en extra slaapkamers. Gezellige ruitjes met roeden en het warme hout geven het interieur een huiselijke sfeer.
Ambulance
Schot ging aan het werk als ambulanceverpleegkundige, hetzelfde beroep als in Nederland. „Ik zat in Utrecht op de ambulance en kon hier snel aan de slag. De eisen liggen in Nederland veel hoger dan hier.” Zijn vrouw werkt als verpleegkundige op de hartbewaking in een ziekenhuis 60 kilometer verderop. „Ze is ook schoolverpleegkundige. Dan ben je verantwoordelijk voor de zorg en controle van alle schoolkinderen, op het gebied van bijvoorbeeld welbevinden, ontwikkeling, groei en vaccinatie.”
Schot koos er overigens voor om drie jaar op een grote boerderij in de buurt te werken. „Een uitstapje. Ik werkte als boer en zorgde voor de boerderij.”
Met name het begin van de oorlog in Oekraïne deed hem terugkeren naar zijn werk op de ambulance. „Ik zag de nood in.” Tegelijk is Schot actief als zzp’er in onder andere de bosbouw; ook is hij conciërge op de basisschool waar zijn kinderen zitten.
De schoolbus rijdt voor. Nathan en Jesse komen binnen na een lange dag. De hond heet hen welkom. De schoenen gaan uit. Schot: „Dat is hier gewoonte: schoenen gaan altijd uit bij de deur, bij iedereen. Desnoods neem je een paar pantoffels mee, of een paar extra dikke sokken, maar schoenen blijven bij de deur.” Het zijn dat soort tradities die in het gezin inmiddels helemaal een plek hebben.
Bewuster
In Nederland bezocht de familie Schot de gereformeerde gemeente in Soest. Nu zijn ze lid van de Evangelical Reformed Church in Tranås. In de kleine gemeente van ruim twintig leden voelen ze zich thuis, zegt Schot.
Hij en zijn vrouw zijn „bewuster” christen geworden, zegt hij. „In de Nederlandse kerken is veel traditie, hier is het precies andersom: je komt naar de kerk voor de preek, de rest is niet zo belangrijk, vinden de Zweden. Belijdend christen zijn is echt een keuze voor een Zweed. Je gaat niet uit gewoonte naar de kerk.” Veel Zweden zijn op papier lid van de grote, lutherse Kerk van Zweden, maar het merendeel is niet praktiserend. De secularisatie is groot in het Scandinavische land.
Ook de opvoeding van de kinderen bij de Bijbel vraagt veel meer aandacht van de ouders. Schot: „In Nederland gaan de kinderen naar een christelijke school en ze krijgen catechisatie. Alles is geregeld. Hier is dat niet zo. We moeten dat zelf doen. We zijn van plan om catechisaties te gaan geven in de kerk. Ik ben bezig met het vertalen van Nederlandse catechisatielessen. De catechisatie zou dan zondagmorgen na de kerkdienst gegeven kunnen worden. We zijn een streekgemeente, daarom drinken we na de morgendienst koffie met elkaar, dat mondt vaak uit in een Bijbelstudie, terwijl de kinderen in de kelder spelen. Die tijd kunnen we ook benutten voor catechisatielessen voor de kinderen.”
Bij het station
De Evangelisk-reformerta kyrkan i Sverige (Erkis) in Tranås (zie ”Kerk met Belijdenis van Westminster in Zweedse Tranås”) werd eerder gediend door de Zweedse ds. David Bergmark. „Hij is naar de Verenigde Staten teruggegaan. De gemeente is sindsdien kleiner geworden, mede doordat gezinnen naar elders verhuisden. Op een zondag zijn er nu zo’n tien volwassenen en zeven à acht kinderen aanwezig.”
Het fraaie kerkgebouw staat aan de Höggatan vlak bij het treinstation van Tranås. Het bedehuis was eerder eigendom van de methodisten. „Maar dat kerkverband hield op te bestaan en toen heeft onze gemeente het gekregen. Het is een luxe dat we als kleine gemeente zo’n mooi gebouw mogen hebben”, erkent Schot.
De Nederlander heeft het idee dat de kerk in Zweden antwoorden kan geven op vragen waar de inwoners van het land mee lopen. „Mensen zoeken houvast. Dat is mede een gevolg van de vergaande secularisatie hier.”
En zo gebeuren er „wonderen”, ook in de gemeente waar Schot lid van is. „Sinds twee jaar is een jongeman vaste bezoeker en lid. Hij moet er tweeënhalf uur voor rijden, tweeënhalf uur heen, tweeënhalf uur terug. Hij was zoekend en vond uiteindelijk in onze gemeente de prediking die hij zocht. Hij is op een calvinistische wijze bekeerd en vond bij ons voedsel.”
Tranås ligt tegen een gebied aan dat bekendstaat als de Zweedse Biblebelt. Rond de stad Jönköping, iets ten zuidwesten van Tranås, bevindt zich een regio met veel kerken, soms ook van een flinke omvang. Ook zijn daar christelijke scholen te vinden. Gemeenten met een gereformeerde belijdenis zoals in Tranås zijn er niet te vinden, al verwacht Schot dat er in Jönköping op termijn wel een kleine op de calvinistische leer geschoeide gemeente kan ontstaan.
Meer Nederlanders
Schot hoopt dat de gemeente in Tranås mag groeien, ook door christelijke immigranten. Er zitten meer Nederlanders in de regio, maar vooral Värmland is populair onder nieuwkomers, ziet hij. „Maar als je een kerk zoekt die aansluit bij waar wij in Nederland toe behoren kun je in heel Zweden maar op één plek terecht, dat is in Tranås”, zegt hij stellig.
Schot ziet twee soort emigranten vanuit Nederland naar Zweden komen. „Er zijn vluchters. Die hebben een droom dat hier alles beter is. Die keren vaak weer terug. En er zijn Nederlanders die een heel bewuste keuze maken. Zij integreren.”
Het contact leggen met de lokale bevolking is cruciaal om erin te komen. „Ik houd er niet van om ook hier een clubje Nederlanders te vormen. Je kiest voor dit land, dan moet je daarin integreren.”
Dat is in het begin soms zoeken. Schot noemt een voorbeeld: „In Nederland geef je iedereen bij de koffie een koekje. Hier zet je een doos op tafel en pakt iedereen zelf, zo veel als hij of zij wil, behalve het laatste koekje. Dat laat je liggen of je breekt het nog een keer doormidden.”
Zweden zijn ook conflictmijdend, leerde hij. „Ze hebben moeite om nee te zeggen. Heb je iets of iemand nodig en je benadert hem, dan zal hij of de telefoon niet opnemen of zeggen: „Ik bel je terug”, maar dat gebeurt dan niet.”
De bureaucratie is ook groot. Zo was het voor Schot heel lastig een bankrekeningnummer te krijgen zonder een burgerservicenummer.
Buitendag
Dochter Hanna is inmiddels ook thuis van school in Tranås. Het is iets na vier uur, maar buiten is het al bijna donker. Een poosje later begint ze met het eten koken. Schot: „Ook dat leren ze hier op school. Het onderwijs is hier zo veel leuker dan in Nederland. Veel praktijkvakken: koken, techniek. Op de basisschool is elke vrijdag de buitendag. Dan krijgen de kinderen les in de natuur. Wat voor een weer het ook is, ze trekken eropuit. Daar leren ze zo veel van. Slecht weer bestaat niet, maar slechte kleding wel.”
De natuur is voor de Zweden veel dichterbij dan in Nederland, ziet Schot. „De vier seizoenen zijn hier ook heel nadrukkelijk aanwezig. En na de witte winter ziet iedereen weer uit naar de lente. De jacht is ook een onderdeel van de samenleving. Als de elandenjacht in oktober begint hebben alle jagers een week vrij. Ja, elanden lopen ook in dit gebied. Zo’n situatie als in de Oostvaardersplassen in Nederland met veel te veel herten is hier ondenkbaar. Je moet jagen op een aantal dieren om het beheersbaar te houden, vinden ze hier.”
Terug naar Nederland gaat Schot niet vaak. „Zo min mogelijk”, zegt hij stellig. „Vorig jaar ben ik naar Zeeland geweest. Toen kreeg mijn vader een lintje. Verder komt familie regelmatig deze kant op. Mijn oudste broer komt elk jaar rond de Kerst. Onze ouders komen ook regelmatig.”
Het is een flinke reis. Zelf gaat hij meestal met de auto. „Dat is twaalf tot veertien uur rijden, afhankelijk van de plaats waar we heengaan. Naar Aagtekerke, waar ik opgroeide, is het veertien uur via de bruggen bij Denemarken.”
Het is inmiddels donker. De weg is nog witter, want het sneeuwt nog steeds. Het licht vanuit de keuken en de woonkamer valt gezellig naar buiten en weerkaatst in de sneeuw. Rood-witte stokken markeren waar de weg loopt. De bewoonde wereld is ver weg.
>
reformertkyrkasverige.se