Minister hoopt dat Limburgers hun nu erkende vlaai bewaken
Bakkers van de officieel erkende Limburgse vlaai doen er goed aan om collega’s die dat keurmerk ten onrechte gebruiken daarop aan te spreken, vindt landbouwminister Piet Adema. Hij hoopt dat ze zelf ook eens een winkel van een overtreder binnenstappen.
Bakkers mogen hun vlaai sinds maandag alleen nog Limburgs noemen als die op traditionele wijze is gemaakt. Wie niet aan de strenge eisen voldoet en toch ‘Limburgse vlaai’ verkoopt kan met de Nederlandse voedseltoezichthouder NVWA te maken krijgen, zegt Adema. Maar „het is niet zo dat we morgen een klopjacht” beginnen. De inspecteurs hebben meer te doen en zullen malafide vlaaienbakkers hooguit betrappen bij de standaardcontroles in bakkerijen of na een tip.
Adema kan zich voorstellen dat bakkers zelf hun trots zullen bewaken. „En eigenlijk zou dat ook zo moeten.” De demissionair minister mikt op zelfreinigend vermogen en sociale controle. „Ik zou niet direct de NVWA bellen. Ik zou vooral gaan inzetten op die winkel binnenstappen. Die bakkers zijn stevig genoeg om dat even te kunnen doen.”
De Limburgse vlaai kreeg het Europese certificaat dat deze lekkernij officieel wordt erkend als beschermd streekproduct. Adema en zijn Vlaamse collega Jo Brouns namen het in Brussel in ontvangst, namens Nederlands én Belgisch Limburg.
Limburgse bakkers passen ervoor om „vlaaienpolitie te spelen”, denkt initiatiefnemer Marcel Roubroeks, bakker in Susteren. Maar ze zullen collega’s inderdaad wel tot de orde roepen „als het echt een beetje te gortig wordt”.
Niet alleen de bakkers, ook Adema en Brouns zijn erg verguld met het officiële waarmerk. Voor de Nederlandse minister „smaakt dit naar meer”. Hij hoopt dat bijvoorbeeld de Friezen met hun oranjekoek en de Zeeuwen met de bolus het Limburgse voorbeeld volgen.