Opinie
Leerkracht moet leerling van Bijbelse geloofsleer zijn

Het is nodig dat een onderwijzer zelf leerling is en de belijdenisgeschriften kent. Nog meer is het nodig dat hij leerling is op de school van vrije genade. Zo’n onderwijzer smeekt samen met zijn leerlingen om vernieuwing van het hart.

Wim Kole
„De Nationale Synode schaarde zich ook eenparig achter de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus.” Foto: Heidelberg, met rechts de Heilige Geistkirche, waar Zacharias Ursinus voor het eerst vanuit de Heidelbergse Catechismus preekte.
„De Nationale Synode schaarde zich ook eenparig achter de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus.” Foto: Heidelberg, met rechts de Heilige Geistkirche, waar Zacharias Ursinus voor het eerst vanuit de Heidelbergse Catechismus preekte.

Aan het eind van zijn leven zei Johannes Calvijn: „God heeft Zijn genade jegens mij zover uitgestrekt, dat Hij zich van mij en mijn arbeid heeft willen bedienen om de waarheid van Zijn Evangelie uit te dragen en te verkondigen.” De reformator stierf op 27 mei 1564. Hij liet in Gods voorzienigheid een testament en daarin een erfenis na waarvan toen niemand kon vermoeden welke invloed deze zou hebben in de volgende eeuwen. Zijn erfenis is kernachtig samen te vatten in: ”sola gratia” (alleen door genade), ”sola fide” (alleen door het geloof) en ”sola Scriptura” (alleen door de Schrift). We kunnen dit de erfenis van de Reformatie noemen. Óf zij wordt door genade gelovig aanvaard, gekend en beleefd. Óf zij is ten diepste een steen des aanstoots.

Arminius

Wanneer Calvijn sterft, is Jacob Hermans uit Oudewater, de latere Jacobus Arminius, nog maar vier jaar. Hij gaat studeren in Heidelberg en Genève en wordt predikant in Amsterdam en vervolgens professor in Leiden. Arminius heeft de gewoonte om aan zijn studenten veel retorische vragen te stellen, zoals: „Zou het echt zo zijn dat iemand die wedergeboren is niet meer verloren kan gaan? Is het echt zo erg geworden dat we niet meer kiezen kunnen?”

Na de dood van Arminius in 1609 verzetten veel remonstrantse predikanten zich steeds duidelijker tegen de calvinistische leer. In 1610 bieden zij hun ”Remonstrantie” aan. Ze komen met een andere verkiezingsleer:

  • uitverkoren zijn zij van wie God voorzien heeft dat zij zullen geloven;
  • Christus is voor alle mensen gestorven, maar niet allen worden zalig;
  • hoe krachtig Gods roepstem ook klinkt, de mens kan de genade weerstaan;
  • zelfs als de mens eenmaal tot geloof is gekomen, kan hij dat geloof door eigen schuld weer verliezen.

Hun visie staat haaks op het calvinisme, want zij leren:

  • niet de verdorven mens is voorwerp van Gods verkiezing, maar de gelovige mens;
  • niet Gods genade is onweerstaanbaar en beslissend, maar de menselijke wil tot aanvaarding of afwijzing van de genade;
  • Gods verkiezing is vervangen door een persoonlijke keuze.

De Remonstrantie is dus een volstrekte afwijzing van het calvinisme.

De Staten van Holland hebben de roep om een Nationale Synode lang tegenhouden vanwege de overheersende invloed van de remonstrantse predikanten. Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt was bevriend met de remonstrantse predikant Uytenboogaardt, de hofpredikant van prins Maurits. De prins koos in 1617 openlijk de zijde van de contraremonstranten. De Staten van Holland kwamen daarna geheel onder invloed van Maurits en hij nam krachtig de leiding. De weg naar de Synode van Dordrecht lag open. Die kon in het najaar van 1618 onder leiding van ds. Johannes Bogerman beginnen.

De remonstranten werden gedagvaard om rekenschap te geven van hun opvattingen. Zij draaiden en talmden zo lang, dat ds. Bogerman hen wegzond. De synode beleed vervolgens wat de gereformeerde kerk van Nederland leert over: de Goddelijke verkiezing en verwerping, de dood van Christus, de onwederstandelijke genade van de Heilige Geest en de volharding der heiligen. Het ging hier om de erfenis van de Reformatie.

De Nationale Synode schaarde zich ook eenparig achter de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. Het geeft te denken dat veel remonstrantse predikanten deze belijdenisgeschriften al eerder ondertekend hadden, maar er vervolgens hun eigen interpretatie aan gaven. Van Arminius is bekend dat hij de confessie geen geloofsgetuigenis vond maar een ”prikkeldraadversperring” (term ontleend aan A.Th. van Deursen). En Uytenboogaardt schreef aan een remonstrantse ambtsbroeder dat de confessie voor hem een juk was.

Dordt en onderwijs

Over het onderwijs zegt de Synode van Dordrecht onder andere: „Opdat de Christelijke jeugd van haar tedere jaren aan, naarstiglijk in de fundamenten der ware religie onderwezen en met ware godzaligheid vervuld mogen worden (…). Tot deze bediening der scholen zal niemand gebruikt worden, dan die een lidmaat is der gereformeerde kerk en versierd met getuigenissen van een oprecht geloof en vroom leven, en in de catechetische leer wel geoefend, en die met de ondertekening zijner hand de confessie en de Nederlandse catechismus toestaat (…).”

In andere oude bronnen lezen we: „Wie als schoolmeester de Dordtse Leeregels helemaal niet gelezen had of dat alleen ‘met cleynen aendacht’ had gedaan, mocht geen handtekening zetten.”

Praktische voorbeelden

Wat was door Gods genade de uitwerking van de Dordtse Synode? We gaan in gedachten naar een klaslokaal in Middelburg in 1708. Meester Westdijk leest voor uit een boek van Wilhelmus Eversdijk: ”Des Heeren lof verkondigd uit te mond der kinderen”. Hij bespreekt het gelezen voorbeeld en draagt vervolgens zijn kinderen op in gebed. Een van de kinderen is Pieter Morilyon. Morilyon schrijft later in zijn aantekeningen: „Vanaf die tijd heb ik veel dierbaarheid gezien in de dienst van God en het leven voor de Heere en heb ik mijn stille gebeden mogen doen om daartoe ook verwaardigd te worden.” Meester Westdijk bewees met zijn handelswijze dat hij overtuigd was van de leer van Dordt en de aanbevolen praktijk wat betreft het onderwijs.

Onderwijzer als leerling

Hoe belangrijk is het dat de onderwijzer zelf leerling is en dat hij kennis heeft van de inhoud van de belijdenisgeschriften, zeker ook om te weten wat er wordt ondertekend. Nog meer is nodig dat hij leerling is op de school van vrije genade. Die onderwijzer staat niet boven zijn leerlingen, maar smeekt samen met hen (als een meester Westdijk) om de vernieuwing van het hart. Dan weet hij ook dat de remonstrant in eigen hart woont en dat hij zelf ten diepste een vijand is van de leer van vrije genade.

Zo’n onderwijzer als leerling zal toch ook met overtuiging in zijn Bijbelvertellingen elke keer iets van deze geloofsleer laten doorklinken. Zonder het ware ”worden als een kind” op de leerschool van vrije genade blijven we (schoolmeester of niet) in wezen een lege huls. Aangrijpend!

Eeuwige testament

Na begonnen te zijn met het testament en de erfenis van Calvijn sluit ik af met het testament van de grote Meester Zelf: „Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt” (Johannes 17:24). Dit eeuwige testament mag voor al Gods kinderen bij het sterven overgaan in het ontvangen van de onverderfelijke en onbevlekkelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor hen (1 Petrus 1:4).

Is het geen onuitsprekelijk wonder als het onderwijs op onze scholen in deze tijd daartoe gezegend mag worden? De Dordtse Leerregels zijn voor kerk, gezin en school geen prikkeldraadversperring of juk maar een baken, verankerd in Gods Woord.

De auteur is directeur-bestuurder van de Eben-Haëzerschool in Barneveld. Dit artikel is een verkorte weergave van zijn lezing getiteld ”De waarde van de Dordtse Leerregels en school”, die hij hield op de jubileumbijeenkomst van de 50-jarige VBSO, op 10 januari in Ede.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer