Meditatie: De Kerk
Jesaja 11:10
„Want het zal geschieden ten zelve dage, dat de heidenen naar de Wortel van Isaï, Die staan zal tot een Banier der volken zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.”
Onder de Kerk versta ik dat overblijfsel van Adams nakomelingschap dat bepaald is om zijn verbond met de dood, en zijn voorzichtig verdrag met de hel te verbreken. Dat overblijfsel dat zichzelf aan Christus als hun Profeet, Priester en Koning overgeeft, hetzij waarlijk of door een zichtbare en geloofwaardige belijdenis des geloofs in Hem. Dit overblijfsel van Adams nakomelingschap, dat over heel de aardbodem verstrooid is, maakt de algemene Kerk uit.
Elk bijzonder lid hiervan, hetzij in een land, in een vergadering, of in een huisgezin, wordt een gemeente of kerk genoemd. Dat zijn echter allemaal maar gedeelten of takken van de algemene Kerk, die het verborgen lichaam van Christus in de wereld uitmaakt. De Kerk of het Koninkrijk van Christus, is gedurende de bedeling van het Oude Testament, beperkt geweest tot het nakomelingschap van Abraham, aan de Joodse natie, en enkele Jodengenoten uit de heidenen.
Maar sinds de komst van Christus in het vlees en sinds Zijn opstanding uit de doden, is de Kerk tot de heidense volken uitgebreid (Psalm 2:8): de middelmuur des afscheidsels afgebroken, en een deur des geloofs voor de heidenen is geopend. Zo wordt Christus gesteld tot een Banier der volken (Jesaja 11:10): „Want het zal geschieden ten zelven dage, dat de heidenen naar de Wortel van Isaï, Die staan zal tot een Banier der volken zullen vragen, en Zijn rust zal heerlijk zijn.”
Ebenezer Erskine, predikant te Portmoak
(”Vijf verhandelingen”, 2021)