De negatieve inflatie, ook wel deflatie genoemd, deed zich in november en december ook al voor in China. In juli gleed het land voor het eerst in meer dan twee jaar weg in deflatie, gevolgd door een lichte stijging van de consumentenprijzen in augustus en onveranderde prijzen in september.

Deflatie betekent dat meer gekocht kan worden voor minder geld en dat de koopkracht van consumenten dus toeneemt. Toch is deflatie mogelijk slecht voor de economie, omdat consumenten kunnen beslissen om aankopen uit te stellen, in de hoop dat goederen nog goedkoper worden.

Een gebrek aan vraag kan bedrijven dan dwingen de productie te korten en het aannemen van personeel te bevriezen of zelfs werknemers te ontslaan. Hierdoor dreigt de economie stil te vallen. Ter vergelijking: de inflatie in de eurozone bedroeg in december 2,9 procent, in Nederland 1,2 procent en in de Verenigde Staten 3,4 procent.