„Ik ben niet trots, maar juist verontwaardigd”
„Ik weet niet waar ik trots op moet zijn. Ik ben juist verontwaardigd.” Dat zegt B. Florijn uit Driebergen.
Uit een onderzoek dat MijnOpinie.nl vorige week publiceerde, blijkt dat zes op de tien Nederlanders trots zijn op hun land. Florijn is dat helemaal niet. „Ik vind trots ook geen woord. Het past niet bij het christenzijn.” De oud-leraar pedagogiek aan hogeschool de Driestar in Gouda denkt bij het woord trots direct aan Psalm 14: „De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed: Daar is geen God.” Ik vind trots een dwaas woord dat niet in een reformatorische krant past. Het is voor een christen juist de vraag of hij van de trots mag worden verlost.”
Verder nadenkend over Nederland voelt Florijn steeds minder reden om trots te zijn. „Ik ben verontwaardigd. Waar moeten we trots op zijn? Het wezen van de mens is zijn religie. Moet ik trots zijn op de reformatorische gezindte? Op de verdeeldheid in de kerk?” Zelf heeft hij bijna het hele kerkelijke spectrum doorwandeld. Inmiddels is hij een aantal jaren thuislezer. „Ik was het kerkgaan moe.”
Florijn heeft zijn leven lang in het reformatorisch onderwijs gewerkt. Hij sprak op meer dan honderd plaatsen over opvoeding. Is hij dan niet trots op het onderwijs? „Onze jeugd mist gehoorzaamheid en plichtsbesef. Je kunt tegenwoordig haast niet meer voor de klas staan. Ik hoef dus niet trots te zijn op ons onderwijs.”
De ontwikkeling van de techniek is ook geen reden om verheugd te zijn, stelt de Driebergenaar. „Ik vind dat benauwend. Er komt geen eind aan. We hollen maar door.”
De toegenomen mobiliteit dan? Is Florijn daar als autorijder trots op? „Ik vind de mobiliteit een ramp. Die heeft ons van onze plaatsen vervreemd. Er is geen gebondenheid meer aan de eigen grond. We zijn zwervers geworden.”
Is hij dan nergens positief over? „Natuurlijk zie ik positieve dingen. Ik ben nog van voor de oorlog. Als ik zie welke mogelijkheden leerlingen tegenwoordig krijgen, ben ik daar blij mee. Maar wat doen zij ermee? Ze plukken een werkstuk van internet en leveren het zo in.”
De computer is een goede uitvinding, merkt Florijn op. „Als de mens maar maat wist te houden, kon hij hier verschrikkelijk veel mee doen.” Computer en internet bevorderen echter wel de „oppervlakkigheid.”
Verwachting voor de toekomst heeft Florijn niet. „Dat mag ik eigenlijk niet zeggen, want dan zou ik spreken over een verlaten wereld. Ik zeg dus niet dat God ons land helemaal heeft verlaten. Dat doet Theodorus van der Groe -voor mij de grootste Nederlander ooit- wel. Maar als ik zie hoe alles afzakt, heb ik geen verwachting.” Wel merkt hij, vooral onder de jeugd, dat er bij sommigen een sterke behoefte is „om een woord van God te horen.”
Persoonlijk ziet de 84-jarige Florijn „wel eens een ogenblik” uit naar het einde. „Er is soms een hunkering. Niet met een zekerheid, maar wel met een vaste belofte dat ik de dood niet zien zal eer ik de Christus des Heeren zal zien.”
Dit is het vijfde deel in een serie reacties op het onderzoek naar de vraag of Nederlanders trots zijn op hun land. Morgen het laatste deel.