Dr. A. Baars geïnstalleerd als hoogleraar
Het was een plechtig moment donderdagavond, toen dr. A. Baars zijn jawoord gaf op de vragen voor de bevestiging van hoogleraren van de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn. „Verklaart gij oprecht en in een goede consciëntie voor de Heere dat… ?” „Ja.”
„Dit is een bijzonder moment in uw leven”, richtte ds. J. P. Boiten zich tot de zojuist geïnstalleerde hoogleraar ambtelijke vakken, nadat deze vervolgens ook het formulier voor de hoogleraren in de theologie had ondertekend. De president-curator herinnerde eraan hoe de generale synode van 1995 in Zierikzee ds. Baars benoemde tot universitair hoofddocent voor de ambtelijke vakken (homiletiek, poimeniek, catechetiek en liturgiek). „De synode bepaalde toen ook dat u hoogleraar zou worden zodra u zou zijn gepromoveerd. Inmiddels hebt u uw promotie achter de rug. En vanaf nu mag u zich als professor laten aanspreken.”
„Maar u kennende”, zei ds. Boiten, „zult u zich daarop niet laten voorstaan. U zult zich niet gaan beroemen op deze positie. U hebt die immers ook zelf niet gezocht. U hebt uw benoeming -waarin de hele synode zich kon vinden- destijds móéten aanvaarden. Want uw gemeente had uw hart óók. Toch wilde u niet bedanken, omdat de Heere Zelf dit op u had gelegd. En u hebt toen zelf gezegd dat u een beroep mocht doen op Zijn genade, op de wijsheid die van Boven is. En die wijsheid willen wij u ook nu van harte toewensen.”
„Beste Arie”, besloot de voorzitter van het curatorium zijn toespraak, „je hebt liefde tot de gereformeerde theologie, tot de theologie die voortbouwt op de Reformatie en de Nadere Reformatie. Dat je zo je plaats binnen onze kerken mag blijven innemen. Moge alle arbeid plaatsvinden in het licht van wat er staat in Spreuken 9:10: „De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid, en de wetenschap der heiligen is verstand.””
De vreze des Heeren en de beoefening van de wetenschap, van de theologie, zijn nauw op elkaar betrokken, aldus ds. Boiten in zijn preek voorafgaande aan de installatie van dr. Baars. „Als we de Godsvrees en de wetenschap uit elkaar halen, begaan we een principiële fout.”
”Het belang van Gods wijsheid”, zo luidde het thema van de preek, naar aanleiding van Jakobus 1:5: „En indien iemand van u wijsheid ontbreekt, dat hij ze van God begere, die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt; en zij zal hem gegeven worden.” De predikant stond stil bij het gebrek áán die wijsheid, het gebed óm die wijsheid en het geschenk ván die wijsheid.
„Van nature zijn we vervreemd van God”, zei ds. Boiten. „O, wat een grote dwaasheid hebben wij begaan om de Schepper, die grote Bron van alle wijsheid, te verlaten. Er is bij ons geen plaats meer voor de verdiensten van de Heere Jezus en voor de weg die God met Zijn volk wil gaan. En dan kun je geleerd zijn, professor in de theologie zijn, maar deze wijsheid toch nog missen. Om dan in al ons theologisch bezigzijn, ook aan onze opleiding, bezig te mogen zijn met deze wijsheid. Om vanuit die bron, de vreze des Heeren, te mogen leven en werken.”
De Sliedrechtse predikant wees hier ook op artikel 18 van de kerkorde, waarin staat dat het de taak is van een hoogleraar om de Heilige Schrift uit te leggen en de zuivere leer uit te leggen tegen ketterijen en dwalingen. „Wat is daar een wijsheid voor nodig! Als dat leeft, hebben we ook als hoogleraar niet veel behoefte aan onze eigen wijsheid, maar aan de wijsheid die van Boven is. Salomo, in 2 Kronieken 1, wist het: Mij wacht een geweldige taak. Als koning moet ik straks leiding gaan geven aan het volk van Gods verbond. En, broeder Baars, hoogleraar zijn, lesgeven op de universiteit, is óók een verantwoordelijke taak. U mag al een aantal jaren doceren. Hoe zou dat kunnen zonder te vragen naar de wijsheid van God?”
„Bedelt u dan maar”, zei ds. Boiten. „O Heere, geeft U mij wijsheid. En in die nederige gestalte word ik nooit de man met de hoge titel. Dan is alle wijsheid en wetenschap de gave van een Ander. Alle wijsheid die niet uit die Bron voortkomt, is dwaasheid. Omdat de wortel niet deugt. En dan blijft alles zonder zegen.”
Dit bedelen vraagt om een leven in de omgang met de Heere, stelde hij. „En dan gaat de nodiging uit: Jakobus 1:5. Wie gelovig leert bidden, zal die wijsheid ontvangen. „Die een iegelijk mildelijk geeft, en niet verwijt.” Wat een groot wonder. Hij geeft mild, omdat in Christus Gods wijsheid is geopenbaard. Hij wilde aan het kruishout de laagste plaats innemen. Is dat nu wijsheid? Als we bidden om de wijsheid van Boven, dan mag het licht vallen op dat kruis. Wat rijk als dit de hoogste wijsheid voor ons mag worden. Ik in mijn dwaasheid wil daar eigenlijk niet aan. Maar het behaagt God om door de Gekruisigde zaligheid te geven. Zo wordt een dwaas wijs gemaakt. En als we die wijsheid van God mogen leren kennen, schamen we ons ook niet voor het kruis. Komen er dan beproevingen, ook als het gaat om onze opleiding, om onze kerken, dan zullen we die aanvaarden. Want dat is de wijsheid van God.”
Vrijdagmiddag spreekt dr. Baars zijn inaugurele rede uit, eveneens in de christelijke gereformeerde Barnabaskerk in Apeldoorn. Zijn oratie droeg de titel: ”De Schrift, de school en de spiegel. Enkele homiletische inzichten van Johannes Calvijn”. De hoogleraar promoveerde recent op het proefschrift ”Om Gods verhevenheid en Zijn nabijheid. De drie-eenheid bij Calvijn”.