Pauluskerk Rotterdam biedt oudere dakloze migrant na jaren zwerven een bed
Hij werd geboren in Algerije, ontvluchtte een burgeroorlog en verblijft inmiddels ruim dertig jaar in Nederland, zonder verblijfspapieren. De Pauluskerk in Rotterdam biedt Salah (64) vanuit diaconaal oogpunt hulp. Hoe ziet zijn leven eruit en wat is zijn perspectief?
Op een kille herfstmiddag loopt Salah diaconaal centrum de Pauluskerk, dicht bij het Centraal Station in Rotterdam, binnen. Zijn wollen muts houdt hij op, als hij plaatsneemt aan een tafel in een rustige kantoorruimte op de eerste verdieping. Mahtob Boot, zijn contactpersoon van Vluchtelingenwerk Pauluskerk, schuift ook aan.
Salah wordt in 1959 geboren in het Noord-Afrikaanse Algerije. Hij studeert psychologie aan de universiteit in Oran, de tweede stad van het land, maar breekt die studie na enkele jaren af. „Ik was goed in tekenen. Dat interesseerde me meer”, vertelt Salah, die als kunstenaar aan het werk gaat.
In 1991 breekt er in Algerije een burgeroorlog uit. „Er vielen al snel een paar honderd doden, vooral onder intellectuelen en kunstenaars. Ik liep als portrettekenaar ook gevaar. Op een dag werd ik op straat in m’n heup geschoten. M’n moeder zei: „De volgende keer overleef je het niet, je moet vertrekken.”
Grootste fout
Salah vlucht naar Nederland, het land waarvan hij heeft gehoord vanwege beroemde kunstenaars zoals Mondriaan. Hij wil zich melden bij de vreemdelingenpolitie om asiel aan te vragen, maar doet dat uiteindelijk niet. „Ik ontmoette hier Algerijnen die zeiden: „Vraag geen asiel aan, want dan word je onmiddellijk teruggestuurd.” Hun advies heb ik opgevolgd. Dat is de grootste fout geweest die ik in mijn leven heb gemaakt.”
Inmiddels is Salah 32 jaar in Nederland. Illegaal, zoals het in de volksmond heet. Zonder verblijfspapieren zoekt hij een weg in de samenleving. Hij werkt onder meer jarenlang zwart in restaurants –„Ik kan goed koken”– en verdient geld met het maken van tekeningen en portretten.
De ene keer slaapt hij in een park, een andere keer kan hij bij een bekende op de bank overnachten. Op een dag ontdekt de politie dat de Algerijn illegaal in Nederland verblijft. Hij wordt in een penitentiaire inrichting voor vreemdelingen in Tilburg geplaatst, met als doel hem het land uit te zetten. „We zaten met acht mensen in één cel, dat was heel moeilijk. Ik heb daar vijftien maanden gezeten. Het Algerijnse consulaat gaf mij geen reisdocument, zodat ik niet kon terugkeren naar Algerije. Daarom werd ik uiteindelijk weer op straat gezet.”
Onderzoek
Opnieuw volgt een langdurig zwervend bestaan. Tussendoor pakt de politie Salah nog drie keer op vanwege illegaliteit en wordt hij steeds enige tijd ingesloten. „Iedere keer werd ik naar het Algerijnse consulaat gebracht, maar ik kreeg geen papieren voor terugkeer naar Algerije.”
Uiteindelijk volgt een periode van vijftien jaar waarin Salah niet met politiecontroles te maken krijgt. De laatste twee jaar woont hij bij een Marokkaan in huis. Als de politie daarachter komt, belandt hij in het Detentiecentrum Rotterdam, een locatie voor vreemdelingenbewaring. „De politie geloofde niet dat ik vijftien jaar in de stad had verbleven zonder ooit te zijn gecontroleerd. Er werd in twaalf Europese landen onderzoek gedaan om te zien of ik daar was geweest. Elke week vroeg ik: „Wat doe ik hier? Ik doe niets verkeerd.” Uiteindelijk werd duidelijk dat het onderzoek naar mij niets opleverde. Na vijf maanden en tien dagen stond ik weer op straat.”
Een Rotterdammer biedt de Algerijn een kelderbox als overnachtingsplek aan. „Ik sliep er zes jaar lang op een deken op de grond. Niemand mocht weten dat ik daar was. Ik moest onzichtbaar zijn, anders zouden mensen de politie kunnen bellen. Ik rook m’n eigen zweet, maar kon me niet douchen. Soms liep ik een toiletruimte in een ziekenhuis in, om me daar snel te scheren en met warm water te wassen.”
Rugklachten
Salah krijgt te maken met ernstige rugklachten. „Ik had zo veel pijn, dat ik bijna niet meer kon lopen. Iemand zei tegen me: „Waarom ga je niet naar de Pauluskerk?” Ik kom hier nu zeven of acht jaar. Zonder de Pauluskerk was ik waarschijnlijk dood geweest.”
Met hulp van het diaconaal centrum, dat zich inzet voor de meest kwetsbaren in Rotterdam, komt de onverzekerde Salah bij een huisarts terecht. „Die zei dat ik artrose had. Dat geloofde ik niet. Ik dacht dat de pijn misschien kwam doordat de kogel in mijn lichaam verschoven was. Uiteindelijk maakte een MRI-scan duidelijk dat ik een hernia heb. Ik ga nu elke drie maanden naar een kliniek, waar ik een injectie krijg tegen de pijn. Als dat niet meer helpt, moet ik worden geopereerd.”
De Pauluskerk beschikt over enkele woningen in Rotterdam waar ongedocumenteerden kunnen worden opgevangen. Ook Salah krijgt daar een plek. Hij heeft er een kamer met keukenblok. Overdag loopt hij geregeld de Pauluskerk binnen. Een van zijn favoriete plekken is het open atelier, waar hij kan tekenen. Hij heeft zich gespecialiseerd in balpentekeningen. Ter illustratie laat hij een paar voorbeelden –een levensechte hond en kat– zien.
Van de Pauluskerk krijgt hij maandelijks 100 euro leefgeld. Dat gaat voor een groot deel op aan sigaretten. Enkele bekenden, onder meer uit het kunstenaarscircuit, bieden hem af en toe de helpende hand, zodat hij niet hoeft te verhongeren. Zijn sociaal netwerk is klein. „Er zijn een paar mensen die ik vertrouw. Verder vermijd ik contacten zo veel mogelijk, want het is moeilijk als mensen naar mijn situatie vragen. Ik heb niet echt een sociaal leven.”
Juridisch
Salah is niet de enige ongedocumenteerde die hulp krijgt van het diaconaal centrum. Mahtob Boot richt zich bij de afdeling Vluchtelingenwerk Pauluskerk onder andere op de begeleiding van 55-plussers zonder verblijfspapieren, die veelal medische problemen hebben. „Gisteren had ik er tien op mijn spreekuur, maar dat is elke dag anders.”
Het gaat om mensen die minimaal vijftien jaar in Nederland zijn en nauwelijks of geen netwerk hebben, schetst Boot. Ze spreekt van een schaduwsamenleving. „Deze mensen hebben vaak jarenlang hard gewerkt, bijvoorbeeld in de havens, de schoonmaak of de horeca, en zo een steentje bijgedragen aan onze maatschappij. Door de moeilijke omstandigheden waarin ze leven, met veel stress, is hun lichaam vroeg versleten. Ze hebben zich langdurig zelf gered, maar op een gegeven moment lukt dat niet meer.”
Via de Pauluskerk krijgen ze maandelijks een bedrag aan leefgeld, afhankelijk van hun situatie. Ook ontvangen ze soms vouchers voor boodschappen van het Rode Kruis. Vluchtelingenwerk Pauluskerk houdt zich bovendien bezig met medische zorg en juridische ondersteuning. Ze werkt soms samen met de Internationale Organisatie voor Migratie, die eveneens kantoor houdt in de Pauluskerk, en andere instanties die in een aantal gevallen hulp kunnen bieden bij terugkeer of doormigratie naar een ander land.
Incidenteel krijgt een dak- of thuisloze migrant na jaren toch nog een verblijfsvergunning in Nederland. Boot noemt als voorbeeld een oudere man met parkinson. „Hij heeft een medische vergunning gekregen en verblijft nu in een verpleeghuis.”
Een enkele keer krijgt een ongedocumenteerde toestemming om hier te blijven op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. „Mensen moeten dan kunnen aantonen dat hun band met Nederland sterker is dan die met het land van herkomst, bijvoorbeeld omdat ze daar al heel lang weg zijn en hier kinderen of familieleden hebben wonen. Dat zijn heel lastige procedures met een hoge bewijsdrempel.”
Opvang
In januari opent de Pauluskerk een afdeling waar oudere ongedocumenteerden en daklozen met medische problemen kunnen verblijven. Er komen in totaal 25 bedden beschikbaar. „Wij vangen mannen op en Stichting ROS (Rotterdams Ongedocumenteerden Steunpunt, MB) biedt onderdak aan vrouwen. We doen dat onder protest, want we vinden dit een taak van de overheid. Daar voeren we al een paar jaar actie voor, maar we krijgen geen gehoor bij de gemeente.”
Is het reëel om van de gemeente te vragen deze mensen op te vangen, terwijl ze hier vele jaren zonder toestemming verblijven? „Je kunt makkelijk oordelen over deze mensen”, reageert Boot. „Je kunt het er niet mee eens zijn dat ze hier blijven, maar hun aanwezigheid is een feit, en sommigen kunnen echt niet weg omdat een ander land hen niet accepteert. Dan moeten we hun in ieder geval de noodzakelijke basisvoorzieningen bieden. Wij willen dat mensen zoals Salah een rustige oude dag hebben.”
Welk perspectief heeft Salah nog, nu hij bijna 33 jaar illegaal in Nederland verblijft? „Als je dertig of veertig bent, maak je plannen en heb je verwachtingen, maar de toekomst ligt achter me”, zegt hij. „Ik heb een zwaar leven gehad en ga nu richting de zeventig. Misschien leef ik nog een paar jaar en dan is het voorbij. Of ik verwacht ooit nog verblijfspapieren te krijgen? Misschien krijg ik die als ik dood ben.”
Salah leeft bij de dag, zegt hij. „Ik weet niet wat er morgen gebeurt, zelfs niet wat er over een uur gebeurt. Misschien sta ik op een dag toch weer op straat, zoals al vaker is gebeurd. Ik weet het niet. Nu de PVV de grootste partij is, zal het hier voor mensen zoals ik alleen maar moeilijker worden. Ik vraag niet veel van de Nederlandse overheid, maar gun me alsjeblieft een beetje een gewoon leven.”
Salah heet in werkelijkheid anders. Zijn echte naam is bij de redactie bekend.