Kissinger, de man van de pingpongdiplomatie
Slechts weinig politici hebben tijdens de Koude Oorlog zo’n stempel gedrukt op de wereld als de Amerikaanse voormalige minister Henry Kissinger van Buitenlandse Zaken. De man introduceerde eigenhandig de pragmatische ‘Realpolitik’ in het starre anticommunistische buitenlandse beleid van de Verenigde Staten.
De joodse professor die in 1938 uit nazi-Duitsland naar de VS was gevlucht, was een machtsfactor om rekening mee te houden. „Er kan volgende week geen crisis zijn, mijn agenda is al vol”, luidt een veelgebruikt citaat van hem.
Als architect van de ‘ontspanningspolitiek’ zorgde hij voor toenadering met China en Rusland. Hij wist brede Amerikaanse politieke kringen ervan te overtuigen dat het beter was het communistische Moskou en Beijing te accepteren als grootmachten waarmee maar beter vreedzaam kon worden samengeleefd.
Als drijvende kracht achter wat later ‘pingpongdiplomatie’ werd genoemd, bewerkstelligde Kissinger het historische bezoek dat president Nixon in februari 1972 aan Peking bracht. Bang om uitgesloten te worden, nodigde Sovjet-president Brezjnev president Nixon vervolgens uit voor een bezoek aan Moskou in mei 1972. Daar ondertekenden ze het eerste verdrag om hun kernwapenarsenalen te beperken.
Het beleid dat Kissinger voerde had ook zijn schaduwkanten. Nixon had voor de verkiezingen in 1968 beloofd een einde te maken aan de oorlog in Vietnam. In 1972 begon Kissinger geheime besprekingen met de Noord-Vietnamese onderhandelaar Le Duc Tho die uiteindelijk leidden tot het vredesakkoord van Parijs. Datzelfde jaar nog kregen de twee, hoewel de VS tot in augustus bomtapijten op Cambodja lieten neerdalen, de Nobelprijs voor de Vrede.
Kissinger wordt ook in verband gebracht met de staatsgreep van 1973 in Chili die president Salvador Allende het leven kostte. „Ik zie niet in waarom we aan de zijlijn moeten staan kijken hoe een land communistisch wordt door het onverantwoordelijke gedrag van de bevolking”, zei hij over de situatie in het Zuid-Amerikaanse land.
In januari 1977 verdween de doorgaans sjofel geklede bewindsman die bijnamen verwierf als Dr. Superkraut en The Magician (de tovenaar) van het politieke toneel. Twee maanden daarvoor had de Democraat Jimmy Carter de presidentsverkiezingen gewonnen van Nixons opvolger Gerald Ford.
Kissinger begon een uiterst succesvol adviesbureau en schreef verscheidene boeken. „In dit boek ben ik eerlijk over mezelf, ik vertel op pagina 850 over mijn eerste vergissing”, zei hij in januari 1983 in een interview met de Britse krant The Observer over deel twee van zijn memoires.
Jarenlang reisde Kissinger de wereld over en liet dan zijn licht schijnen over internationale kwesties. Maar doordat hij meer en meer bekend werd over de keerzijde van zijn beleid, vertoonde hij zich niet langer in Europa en Latijns-Amerika uit vrees te worden gearresteerd.
In mei 2001 zou hij als een dief in de nacht uit Parijs zijn gevlucht, nadat een Franse rechter te kennen had gegeven hem te willen horen over wat hij wist over operatie Condor, een samenwerkingsverband van zes militaire regimes in Zuid-Amerika om tegenstanders van de junta’s uit de weg te ruimen.
Hoewel hij steeds overtuigd leek van zijn gelijk, lijkt het er stilaan ook steeds meer op dat hij mogelijk ook op zichzelf doelde toen hij de befaamde woorden sprak: „90 procent van de politici bezorgt de overige 10 procent een slechte naam.”
Kissinger (27 mei 1923 - 29 november 2023) overleed woensdag op 100-jarige leeftijd in zijn huis in de noordoostelijke staat Connecticut.