Ze wil niet gelijk zeggen dat de VVD schuldig is aan de wooncrisis. „Dat is iets te makkelijk.” Toch heeft haar partij er wel degelijk een rol in gehad, erkent ze. „De VVD was de afgelopen jaren de grootste partij.” Yeşilgöz wil dat niet „opzij schuiven”. Meer wilde ze er niet over kwijt.

Vaak wordt naar VVD gewezen als factor in de wooncrisis. Onder VVD-minister Stef Blok, tussen 2012 en 2016 verantwoordelijk voor wonen, kregen woningcorporaties te maken met een forse belasting waardoor ze minder konden bijbouwen. Ook gaf hij meer ruimte aan buitenlandse beleggers en aan verhuurders, die losse contracten mochten vragen.

Partijleiders Lilian Marijnissen (SP) en Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren) vielen de VVD hard aan op dit punt. „Die woningnood is geen natuurverschijnsel”, zegt Marijnissen. „We zijn wonen gaan zien als markt.”

Ouwehand sluit zich daar bij aan. „Dit is niet uit de lucht komen vallen, die hele markt is in de uitverkoop gezet.” Zij pleit voor meer bouw op landbouwgrond, wat nu ongeveer de helft van Nederland beslaat. Volgens haar partij moet de veestapel toch met driekwart inkrimpen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen.

D66 wil dat ook in steden wordt bijgebouwd, bijvoorbeeld door daar verder de hoogte in te bouwen. Maar partijleider Rob Jetten wil ook dat in het groen rondom dorpen of steden „een straatje erbij” wordt gebouwd. Volgens het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) zou dat het woningtekort grotendeels terugdringen. Wel lopen gemeenten en provincies aan tegen vergunningverlening, of verzet vanuit de woonkernen.

De BBB van Caroline van der Plas wil onder meer dat bepaalde regels voor duurzame bouw worden geschrapt. Ook moet meer bestaande bouw worden verbouwd, zodat daar mensen kunnen wonen. De PVV wil dat minder huizen naar asielzoekers gaan.