Meditatie: Geloofstriomf
Romeinen 8:31
„Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?”
Door het geloof merken zij al hun verdrukkingen aan als gezegende middelen, die hun ten goede moeten meewerken om voor geestelijke hoogmoed en zelfverheffing bewaard te worden. Hoe meer zij de oude mens leren kennen, des te meer hebben zij gedurig goddelijke bewaring nodig om in de genade tot aan het einde toe te blijven volharden. Daarom schuilen zij onder de banier van Christus, hun Koning, en op Hem, als hun Liefste, liefelijk leunend, klimmen zij op uit de woestijn naar het hemels Kanaän, alwaar voor hen eeuwige vreugde en eeuwige blijdschap zullen zijn. Ja, zo overwinnen zij de wereld en roemen in de verdrukkingen, verzekerd dat noch verdrukkingen, noch benauwdheid, noch vervolging, noch honger, noch naaktheid, noch gevaar, noch zwaard, noch dood, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel, hen zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, hun Heere. Ziedaar, hoe des Heeren volk ook door het geloof bewaard wordt. Dit merken we op, dat de apostel niet zegt: „Die u bewaart door het geloof”, maar: „Gij die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof.” Dus de kracht Gods, als de eerste oorzaak van hun bewaring, stelt hij vóór het geloof en trekt hij als in één ademhaling met het geloof tezamen (1 Petrus 1:5).
Christiaan Salomon Duytsch, predikant te Mijdrecht
(”De gelukstaat, de roem en de bewaring van een gelovig christen, voorgesteld in drie leerredenen”, 1779)