Het lichaam betekent niets en wetenschap is ook maar een mening
In september 2021 publiceerde ik een artikel in de Waarheidsvriend onder de titel ”Ontsnappen aan vrouw-zijn”. Daarin suggereerde ik dat de stijging van het aantal pubermeisjes die zeggen zich een jongen te voelen mede komt door de hoge verwachtingen van vrouwen op het gebied van studie en prestatie, van lichamelijke aantrekkelijkheid en seksuele experimenten.
Dit ervaren zij als zo verwarrend en bedreigend dat ze vluchten in het ”jongen-zijn”. Dat kan nu, want gender (beleving van het man- of vrouw-zijn) is immers een keuze – zo wordt jongeren nu wijsgemaakt.
In een artikel van Gerrie Strik, rector van de Vrije Hogeschool, in EWmagazine van 8 september komt dezelfde gedachte naar voren. Strik verwijst naar haar eigen ervaringen als puber die haar brachten tot de gedachte dat ze „eigenlijk” een man was. Daarnaast verwijst ze naar een uitvoerig relaas op internet van een nu 23-jarige vrouw, Helena, die ook een moeizaam proces van genderdysforie doormaakte, deels een transitie onderging en vervolgens weer een de-transitie.
Helena vertelt hoe ze op 15-jarige leeftijd tot de gedachte kwam dat ze niet echt een meisje was: „Ik haatte mijn lichaam; dat komt vast omdat ik het niet leuk vind dat het vrouwelijk is. Jongens zijn nooit in mij geïnteresseerd geweest zoals ze dat bij andere meisjes zijn. (…) Ik had niet veel vrienden, dat komt vast omdat ik als meisje niet mijn ”authentieke ik” ben, en dat stond mijn sociale leven in de weg. (…) Vrouwelijke seksualiteit wordt gehyperseksualiseerd en gepornografiseerd, en het zou ”empowering” moeten zijn voor vrouwen om porno te doen, prostituees te zijn of gevaarlijke, kinky, eng klinkende seks te hebben met veel verschillende mannen. (…) Ik was vast niet voorbestemd om een meisje te zijn, want als dat wel zo was, zou dit allemaal niet zo eng en verwarrend zijn.”
Zowel Gerrie Strik als Helena meldt dat de grote druk die vanuit bepaalde groepen via onder andere sociale media wordt uitgeoefend een grote invloed heeft op zoekende pubers om de oplossing te zien in het transgender-zijn. Strik concludeert: „De hedendaagse genderidentiteitsideologie vervormt gender tot een innerlijke waarheid, die zich openbaart door de aanpassing van het lichaam aan de gevonden ‘essentie’.” Dit brengt haar tot de verzuchting: „Wat voor een samenleving stuurt kinderen die wanhopig zijn over zichzelf en de wereld waarin ze opgroeien, die lijden onder paniekaanvallen, klimaat- stress, depressies, angsten en eetstoornissen, naar een genderkliniek, omdat ze duidelijk ‘in de war’ zijn?”
Ze concludeert dat onze samenleving een sterke ”biofobie” kent, een haat tegen de biologische werkelijkheid van ons menselijke bestaan als lichamelijk bestaan, waarvan de geslachtelijkheid een kenmerk is. Een biofobie die wordt gepropageerd door de overheid en instituties die zich op jongeren richten.
In een artikel in HP/De Tijd van 7 september belicht journalist Jan Kuitenbrouwer nog een ander aspect van de genderideologie. Dat is wat hij noemt ”epistemisch activisme”. Epistemologie is de kennisleer: hoe komen we tot betrouwbare kennis? Eén manier is de wetenschap die systematisch en methodisch zoekt naar wetmatigheden in de werkelijkheid die tot een bepaald begrip en mogelijk tot voorspelling van verschijnselen kan leiden. De wetmatigheden die de wetenschap ontdekt, zijn niet afhankelijk van de persoonlijke opvattingen van de wetenschapper. En juist hier gaat het onder meer bij genderstudies fout. De ideologie vereist dat alleen bepaalde uitkomsten geaccepteerd worden. Daarmee verwordt wetenschappelijke kennis tot niet meer dan „een mening”, ongeschikt om medisch beleid op te baseren. Toch gebeurt dat, aldus Kuitenbrouwer. De cultuuroorlog is ook een ”kennisoorlog” geworden die onze kennisinstituten een gevaarlijke transitie laat doormaken. Wetenschap geeft niet de laatste waarheid, maar de ontkenning van gegeven wetmatigheden in de werkelijkheid (ten diepste schepping) is destructief.
Tot slot, laat alle kritiek die terecht op de genderideologie wordt gegeven er niet toe leiden dat de mensen die werkelijk te maken hebben met de ingrijpende ervaring van genderdysforie en die aandacht en zorg behoeven inzet worden van deze strijd en uit het oog worden verloren.
De auteur is emeritus hoogleraar aan de Lindeboomleerstoel voor medische ethiek/ethiek van de zorg aan het VUmc en de TU Utrecht.