Nevi: grootste achteruitgang Nederlandse industrie sinds mei 2020
De bedrijvigheid in de Nederlandse industrie laat de grootste achteruitgang zien sinds mei 2020, meldt de Nederlandse Vereniging van Inkoopmanagers (Nevi). Volgens de maandelijkse peiling van de organisatie zijn zowel de productieomvang als het aantal nieuwe orders afgelopen maand flink gedaald. Veel ondernemingen verlengen tijdelijke contracten nu ook niet meer.
De zogeheten inkoopmanagersindex van de Nevi kwam voor september uit op een stand van 43,6. Een niveau van 50 of meer wijst op groei, daaronder op krimp. De Nederlandse industrie heeft al langer last van een afnemende vraag naar producten te midden van de recessie waarin de economie zich bevindt.
Ook de graadmeter voor de werkgelegenheid lag vorige maand met 45,1 duidelijk onder de 50. Bedrijven gaven aan dat de kleinere personeelsbestanden het gevolg waren van het niet vervangen van vertrekkende personeelsleden en het niet verlengen van tijdelijke contracten. De overcapaciteit werd verder duidelijk uit een aanzienlijke daling van de achterstanden en de inkoopkosten.
„De situatie is niet zo ernstig als aan het begin van de pandemie, toen toeleveringsketens stil vielen, maar het is duidelijk dat de malaise in de industrie voortduurt”, zegt sectoreconoom Albert Jan Swart van ABN AMRO in een reactie op de Nevi-cijfers. „Opvallend is dat een aanzienlijk deel van de bedrijven snijdt in het aantal banen”, voegt hij toe. „Vermoedelijk zijn de meeste ondernemers pessimistisch over de komende maanden.”
Ook ABN AMRO verwacht volgens Swart voorlopig nog geen sterk herstel van de vraag naar industriële producten. „Daarvoor moet eerst de inflatie worden beteugeld en de rente worden verlaagd”, geeft hij aan. Voor dit jaar gaat de bank uit van een krimp van de productie van de industrie met 7,5 procent. „Naar verwachting kan de vraag pas volgend jaar geleidelijk herstellen.”