Oud-minister Asscher: ‘buikpijnwet’ tegen fraude te laat aangepast
De wet die fraude met uitkeringen moest bestrijden was „slecht”, en gaf toenmalig minister Lodewijk Asscher „buikpijn”. Pas meer dan een jaar na de belangrijkste signalen dat de fraudewet niet deugde, paste hij de wet aan. „Dat had eerder moeten gebeuren”, erkent de PvdA’er in een verhoor door de parlementaire enquêtecommissie.
Wanneer Asscher wordt beëdigd als minister van Sociale Zaken, moet de wet nog ingaan. Dat gebeurt op 1 januari 2013. Aanvankelijk krijgt hij nog „geruststellende lezingen” over hoe de wet zal uitpakken. Toch was hij naar eigen zeggen „al heel vroeg van zins om de wet te wijzigen”, wanneer blijkt dat dit niet het geval is. Uit de verhoren blijkt keer op keer hoe de wet desastreus uitwerkte voor mensen die een klein foutje maakten op overheidsformulieren, en echte fraudeurs juist vrijuit gingen.
Eerst denkt Asscher nog te kunnen regelen dat de uitvoerders van de wet, waaronder het UWV, meer ruimte krijgen om zich coulant op te stellen bij kleine fouten. Maar het UWV blijkt juist weinig beweegruimte te voelen. Later denkt de toenmalige bewindsman mogelijk nog wat te kunnen oplossen met „lagere wetgeving”, ingrepen als een bestuurlijke maatregel of een ministeriële regeling. Deze vergen minder tijd dan een wetswijziging.
Ook als hij zelf al doorheeft dat de wet niet langer ongewijzigd kan blijven, houdt Asscher in de Kamer evenwel vol dat er weinig mankeert aan de wet. Dat was nodig, zegt hij, omdat hij de kabinetslijn moest vasthouden. Pas toen er overeenstemming was in de ministerraad, kon hij de wet aanpassen. Ook dat duurt even, onder meer omdat minister van Economische Zaken Henk Kamp (VVD) weinig ziet in het aanpassen van de wet. Kamp had de wet als minister van Sociale Zaken in het eerste kabinet-Rutte ingevoerd.
Eind 2014 oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat delen van de wet onrechtmatig zijn, en komt er een snoeihard rapport van de Nationale Ombudsman over uitwassen in de wet. De wet wordt dan niet meer gehandhaafd, en er is consensus dat deze moet worden aangepast. Maar het duurt nog steeds meer dan een jaar voordat dit gebeurt.
De commissie sloot het verhoor met de sociaaldemocraat af met de vraag of de fraudewet geholpen heeft bij het bestrijden van fraude. Misschien in specifieke gevallen, antwoordde Asscher, „maar in algemene zin niet”.