Meditatie: De grote Pottenbakker
Jesaja 29:16
„Ulieder omkeren is, alsof de pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zei van zijn Maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zei: Hij verstaat het niet.”
Dat God de mens formeert, is een bewijs dat Zijn ogen de daden van de mensenkinderen ziet. Dat lezen we ook in Jesaja 29:16: „Uw omkeren is, alsof de pottenbakker geacht werd als leem, dat het maaksel zei van zijn Maker: Hij heeft mij niet gemaakt; en het geformeerde vat van zijn pottenbakker zei: Hij verstaat het niet.”
Dit geeft te kennen, dat God Die de wereld maakt en formeert een God van kennis en van verstand moet zijn. Bijvoorbeeld: wie een uurwerk maakt, kent de gebreken daarvan. Hij weet, dat het ene rad beter is dan het andere. Zo moet ook God, Die de wereld gemaakt heeft, noodzakelijk alles weten wat daarin is.
Hetzelfde lezen we in Psalm 94:8-11: „Merkt aan, gij onvernuftigen onder het volk! en gij dwazen, wanneer zult gij verstandig worden? Zou Hij Die het oor plant niet horen? Zou Hij, Die het oog formeert niet aanschouwen? Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen? Hij, Die de mens wetenschap leert: de Heere weet de gedachten des mensen dat zij ijdelheid zijn.” Dit is gezegd tot weerlegging van de atheïsten, die zeiden, dat God het niet zag, en daar ook niet op lette. Hij, Die het oog van de mens gemaakt heeft, is Zelf niet anders dan een oog. Dit is het bewijs. God moet alles weten, want Hij heeft alles gemaakt.
Christopher Love, predikant te Londen
(”De alomtegenwoordigheid en alwetendheid Gods”, 1690)