„Zahir Shah komt de vrede terugbrengen”
De meeste Afghanen hebben hem nog nooit gezien. Toch verwachten ze veel van Zahir Shah, de voormalige koning van Afghanistan, die donderdag na dertig jaar ballingschap terugkeert op Afghaanse bodem. Anderen hebben hem in 1973 nog zien vertrekken. „Zahir Shah heeft toen de vrede meegenomen”, zeggen ze, „nu hij terugkomt, zal hij de vrede terugbrengen.”
De 87-jarige Zahir Shah is vanwege zijn leeftijd en gebrek aan regeertalent nauwelijks tot besturen in staat, maar dat deert niet. Voor veel Afghanen is hij pure nostalgie, de man van de goeie ouwe tijd, en daarom hartelijk welkom. Het typeert de wanhoop waarin veel burgers in het door burgeroorlog geteisterde land zich bevinden.
Maar er zijn er ook die hem hartgrondig verachten. Je vindt ze vooral onder de moedjahedien, de vroegere guerrillastrijders, want terwijl zij in de jaren tachtig van de vorige eeuw vochten tegen de Russische bezetters, zat de ex-vorst op een terrasje in zijn ballingsoord Rome, nippend aan een kopje espresso.
De weerzin steekt nog dieper, want anderen zien in hem een pion die zal worden ingezet bij een bikkelhard spel om de macht. De koning behoort immers tot de etnische groep van de Pashtun (46 procent van de bevolking) en juist die groep kan wel een symboolfiguur gebruiken, omdat ze op dit moment worden ’overruled’ door de veel kleinere etnische groep van de Tadzjieken (15-25 procent). Alleen interim-premier Hamid Karzai vertegenwoordigt binnen de huidige regering de Pashtun, en dat zint hen allerminst.
Het kabinet-Karzai wordt vrijwel geheel gedomineerd door Tadzjieken die afkomstig zijn uit de Pansjirvallei. Dat is niet toevallig, want ze zijn onbedoeld door de VS in het zadel geholpen. Washington gebruikte hen na de elfde september graag als strijdmacht tegen de Taliban. Bij de inname van Kabul eind vorig jaar hebben deze Tadzjieken -behorend tot de Noordelijke Alliantie- zichzelf maar beloond met riante regeringsposten. De drie musketiers worden ze wel genoemd, de drie Tadzjieken die niet meer uit Kabul zijn weg te slaan: Junis Qanuni van Binnenlandse Zaken, Kassim Fahim van Defensie en Abdullah Abdullah van Buitenlandse Zaken. Deze mannen zitten niet te wachten op een populaire ex-vorst die de etnische groep van de Pashtun een steun in de rug komt geven.
Wie daar evenmin op zit te wachten, is de Pashtun Gulbuddin Hekmatyar, leider van de radicaal-islamitische Hezb-e-Islami. Hekmatyar -een oude bekende uit de burgeroorlog begin jaren negentig- schijnt inmiddels zijn ballingsoord Iran te hebben verlaten en is op de achtergrond bezig zijn eigen machtsspel te spelen. Een klein voorproefje heben we al gehad. Begin deze maand werden maar liefst 600 verdachten in Kabul opgepakt die bezig waren moordaanslagen voor te bereiden op premier Karzai en ex-koning Zahir Shah. De daders zouden vooral behoren tot de groep van Hekmatyar. De kans dat de ex-vorst alsnog slachtoffer wordt van een aanslag blijft buitengewoon groot.
Er loeren meer gevaren. De ex-koning zal namelijk medio juni de zogenaamde ”loya jirga” installeren, dat is de grote raad van zo’n 1500 leden, bestaand uit vrouwen (jawel!), stamoudsten en religieuze autoriteiten, afkomstig uit alle delen van het land. Deze raad zal eind juni een president, een nieuwe premier en een nieuwe interim-regering benoemen. Die regering zal dan in 2004 op basis van een nieuwe grondwet verkiezingen uitschrijven, zodat de Afghaanse bevolking in dat jaar voor het eerst haar eigen regering direct kan kiezen.
Maar zover zijn we nog niet. Het probleem is dat op dit moment de leden voor die raad, de loya jirga, moeten worden gekozen. Dat gebeurt in twee rondes: eerst worden in 350 districten kiesmannen gekozen, vervolgens kiezen die de leden voor de loya jirga. Maar kunnen de burgers wel eerlijk kiezen? Veel wijst erop dat dit niet zo is. Gewapende krijgsheren in het land pogen namelijk de stembusstrijd naar hun hand te zetten of willen helemaal voorkomen dat die plaatsheeft door rivalen te vermoorden en kiezers te intimideren. Vorige maand nog werden maar liefst zeven mensen in het oosten van het land vermoord omdat ze contact hadden gehad met leden van de kiescommissie.
Verkiezingen voor een loya jirga zijn eigenlijk een absurditeit in een land dat is overgeleverd aan chaos en geweld. Kabul mag dan -mede dankzij de internationale vredesmacht ISAF- betrekkelijk rustig zijn, buiten de hoofdstad richt de ene na de andere krijgsheer zijn koninkrijkje op. Op de wegen hebben ze hun tolpoorten opgericht; roofmoorden en plunderingen zijn dagelijkse kost. Human Rights Watch meldde eind vorige maand dat in het noorden van het land complete dorpen etnisch zijn gezuiverd - in dit geval waren het allemaal Pashtun-slachtoffers.
Ook de Amerikanen gaan in deze ontwikkeling niet vrijuit. Zij gebruiken de krijgsheren immers in hun strijd tegen de Taliban en al-Qaida-strijders. Maar de wapens en munitie die ze daarvoor krijgen uitgereikt, worden vervolgens wel gebruikt om de bevolking te terroriseren. De bekende Pakistaanse journalist Ahmed Rashid meldde onlangs dat de krijgsheer van Jalalabad, Hasarat Ali, en die van Kandahar, Gul Agha, dankzij Amerikaanse steun privé-legers van 12.000 man hebben weten op te bouwen.
Hoe kunnen er zo eerlijke verkiezingen voor de loya jirga plaatsvinden? En wat komt er terecht van een vreedzaam en stabiel Afghanistan? Niets natuurlijk. Tenzij de internationale troepenmacht ISAF (5000 man) bereid is de hoofdstad Kabul te verlaten om in heel het land patrouilles te gaan lopen. Een symbolische aanwezigheid in de belangrijkste steden zou al genoeg zijn om wat rust en orde brengen, zeggen waarnemers. Toch zijn de ISAF-landen, waaronder Nederland, daar niet toe bereid omdat het te veel risico’s met zich mee brengt. ISAF, zo luidt het argument, is geen beschermingsmacht, maar slechts een ondersteunend apparaat voor de Afghaanse regering en de Afghaanse defensie.
Op dat laatste zijn dan ook alle ogen gericht: de snelle opbouw van een Afghaans leger dat wél de krijgsheren in het land kan ontwapenen. Maar liefst twintig landen hebben zich gestort op de training en uitrusting van zo’n leger.
Jammer dat het (volgens Amerikaanse schattingen) nog zeker twee jaar zal duren alvorens deze nationale garde inzetbaar is. Dan zijn net de twee cruciale jaren voorbij waarin Afghanistan aan zijn politieke toekomst bouwt. Halfslachtig doch peperduur optreden van de internationale gemeenschap zou over enkele jaren wel eens weggegooid geld en nutteloos tijdverdrijf kunnen zijn.