Buitenland

Banda Atjeh: enkel rijst en gezouten vis

Binfatimah Rubama klaagt. „Ik heb honger, ik ben bedroefd”, zegt ze met een vermoeide stem. Ze wijst naar haar buik en beweegt haar vingers van haar ogen over haar wangen om tranen aan te duiden. De 35-jarige vissersvrouw zit gehurkt in een hutje in een kamp in Banda Atjeh, Indonesië. Ze overleefde de tsunami, maar ze verloor drie van haar vier kinderen, en lijdt nu honger.

Kjeld Duits
1 February 2005 10:05Gewijzigd op 14 November 2020 02:10
BANDA ATJEH – Een beeld van de totale verwoesting na de zeebeving van 26 december in Banda Atjeh. Foto Kjeld Duits
BANDA ATJEH – Een beeld van de totale verwoesting na de zeebeving van 26 december in Banda Atjeh. Foto Kjeld Duits

Ze toont wat ze haar resterend gezinnetje van drie personen te bieden heeft voor de volgende drie dagen. Het is een magere buit: een handjevol noedels en ongeveer 2 pond gezouten vis. Wel heeft ze voldoende rijst zegt ze, maar geen olie om het te bereiden. In plaats van gekookte rijst eet men hier voornamelijk nasi.

Ze heeft alles verloren. De kleren die ze droeg op 26 december is het enige wat er over is van haar bezittingen. Maar het grootste probleem, zegt Rubama, is het tekort aan voedsel. „We hebben schoon water nodig, olie, vis.” Ze lijkt gebroken.

Visser Syarifuddin Binmahmud zit in een ander kamp in Banda Atjeh. Hij heeft geluk gehad. Zijn hele gezin heeft de ramp overleefd. Maar zijn boot en daarmee zijn inkomen heeft hij verloren. „Ik zal nooit meer in staat zijn een boot te kunnen kopen”, zegt hij. In een tent van 15 bij 6 meter zitten zeven gezinnen op elkaar gepropt. Het gezin van Binmahmud alleen al telt tien personen, dus er is totaal geen privacy en nauwelijks ruimte om languit te liggen.

Ook zijn gezin klaagt over het eten. Zijn vrouw heeft een bord met rijst en een beetje vis dat ze aan hun kleine zoon voert, maar er is onvoldoende, zegt haar man. Het enige wat ze ontvangen, is rijst en gezouten vis.

Enige kilometers verderop zit Abdul Aziz in een kamp. De 47-jarige man is duidelijk een goed leven gewend. Zijn tent en zijn gezin zien er verzorgd uit. Hij werkte op het kantoor van het regionale departement van telecommunicatie. Zijn gehele zin leeft, maar zijn inkomen is hij voorlopig kwijt. „Mijn kantoor staat er niet meer en ik verdien niets”, zegt hij.

Aziz heeft enorm geboft. Zijn hele gezin leeft en zijn huis staat er nog. „Maar er is geen elektriciteit en water, dus we kunnen er niet opruimen en gaan wonen.” Ook hij klaagt over tekort aan voedsel. „We hebben rijst nodig, water, olie, groenten, suiker, vis. Soms krijgen we wel vis”, zegt hij, „maar we moeten het zelf koken en daar hebben we geen olie voor.”

Het is een groot verschil met de kampen in Sri Lanka, waar er centralekeukens zijn die voor het hele kamp koken. Hier is iedereen op zichzelf aangewezen en velen hebben niets om mee te koken.

Alle bewoners in de verschillende kampen klagen over hetzelfde. Ze eten enkel noedels of rijst met gezouten vis. Maar op het vliegveld van Banda Atjeh worden dagelijks vele tonnen voedsel binnengevlogen. Toch schijnt dat niet aan te komen bij de mensen die dat het hoogst nodig hebben.

Kwang Sun Park, een woordvoerder van een Koreaans hulpverleningsteam, die een ziekenhuis heeft opgezet in het Mataikamp in Banda Atjeh, zegt dat voedsel inderdaad een groot probleem is. „Er zijn veel medische en voedselvoorraden in Banda Atjeh, maar veel mensen hier klagen over een tekort aan voedsel. Ze eten enkel gezouten vis.”

Hij schrijft het toe aan onvoldoende organisatie. „We zijn zo teleurgesteld in de slechte coördinatie.” De samenwerking met de Indonesische overheid daarentegen gaat uitstekend, zegt Park. „Ze gaven ons een boel hulp en voorraden. De ngo’s zeiden dat ze de dingen aan het overleggen waren, maar vertelden ons bijvoorbeeld niet waar we naar toe konden gaan.”

In Meulaboh is de situatie nog erger. Toen een team van het Japanse Rode Kruis daar afgelopen week de twee kampen bezocht, ontdekten ze dat zij het eerste medische team waren. „De sanitaire voorziening was verschrikkelijk”, zegt teamleider dokter Miyata. „Er waren maar een paar toiletten voor enkele duizenden mensen, er was geen schoon water en er was duidelijk onvoldoende voedsel.”

Het probleem is echter niet een tekort aan voedsel. Dit wordt uit de gehele wereld in grote hoeveelheden aangevoerd. Het probleem is voornamelijk organisatie en distributie. Doorgaans is bij rampen de infrastructuur weliswaar vernield, maar blijft het kader en de kennis om te organiseren in leven.

In Atjeh is dit ook vernietigd. In de meeste steden en dorpen hier worden de burgemeesters en hun organisaties ook vermist. Er is geen kader meer met lokale kennis. Alles moet vanaf de grond weer opgebouwd worden. Dit gaat enorm veel tijd en inspanning kosten. Vooralsnog zullen de tekorten nog wel even blijven voortduren.

Meer over
Actueel
Zeebeving

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer