David Vanbrugge: Jonathan Edwards vertelde geen verhaaltjes, maar bouwde preek op met Schriftuurlijk beeld
In de prediking goed gebruikmaken van voorbeelden betekent niet dat een predikant zo af en toe ter illustratie een verhaaltje vertelt, leerde promovendus David Vanbrugge van Jonathan Edwards. „Soms leidt dat juist af van de hoofdboodschap van de preek.”
Ds. Vanbrugge (45) is sinds 2017 predikant van de Grace Free Reformed Church te Brantford (Ontario, Canada). Van 2014 tot 2017 was hij predikant van de Heritage Reformed Congregation in Grand Rapids (Michigan, VS). Hij promoveerde op 22 juni aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) op een proefschrift getiteld ”That which they can’t see” (”Dat wat ze niet kunnen zien”). Het betreft een onderzoek naar hoe de bekende Amerikaanse puritein Jonathan Edwards (1703-1758) in zijn preken gebruikmaakte van verbeeldingskracht.
Gebruikte Edwards in zijn preken vaak beelden? Meer dan andere predikanten in zijn tijd deden?
„Ja, hij gebruikte volop beelden en verbeeldingskracht. Of hij dat meer deed dan tijdgenoten, heb ik niet onderzocht.”
Waarom richtte u zich met uw vraag naar het gebruik van verbeeldingskracht dan juist op Edwards?
„Ik kwam op die gedachte door opmerkingen van zowel Martyn Lloyd-Jones als Tim Keller. Beide theologen maken in hun geschriften een keer de opmerking dat hedendaagse predikers meer verbeeldingskracht en creativiteit nodig hebben en dat ze veel kunnen leren van Jonathan Edwards. Of dat inderdaad zo is, heb ik willen onderzoeken.
Vervolgens heb ik me in mijn onderzoek beperkt tot de preken die Edwards hield in de jaren 1751-1758, toen hij in Stockbridge, in de Amerikaanse staat Massachusetts, met hulp van een vertaler preekte onder de inlandse bevolking, de indianen.”
Waarom koos u die periode uit?
„Ik heb dat gedaan omdat in hedendaagse discussies over het gebruik van verbeeldingskracht in preken nogal eens wordt gesteld dat we als predikers met onze beelden en voorbeelden moeten aansluiten bij de belevingswereld van onze hoorders. Onder hen bevinden zich steeds vaker mensen die weinig van het christelijk geloof weten. Juist in die Stockbridgeperiode had Edwards met zo’n gehoor te maken.“
Wat viel u op na de bestudering van preken die Edwards in Stockbridge hield?
„Ik koos voor mijn studie 21 preken uit over een variëteit van teksten, gekozen uit Genesis tot en met Hebreeën. Wat in deze preken opvalt, is dat ze eenvoudiger en vaak ook korter zijn dan de preken die hij voorheen hield in Northampton. En hij gebruikt er volop beelden in.
Het is ook heel duidelijk dat Edwards goed beseft dat de mensen die hij in Stockbridge aanspreekt op een andere manier denken dan zijn vroegere gemeenteleden, en dat hij zijn preken hierop aanpast.
Met de beelden die hij gebruikt en die altijd rechtstreeks opkomen uit de Schriftwoorden waarover hij preekt, probeert hij onmiskenbaar aan te sluiten bij wat de indianen in hun omgeving kunnen zien en bij wat hen in hun dagelijks leven zoal bezighoudt.”
Een voorbeeld?
„Een mooi voorbeeld is een preek over Psalm 1. Daarin staat, zoals bekend, dat de rechtvaardige is als een boom, geplant aan waterbeken. In zijn preek hierover stelt Edwards dat Christus voor de heiligen is wat een rivier is voor een boom. Rivieren kenden de indianen goed, bomen ook. Bovendien snapten zij heel goed de relatie tussen die twee. „De Bijbel leert ons dat dít de manier is waarop Christus jou kan zegenen en laten gedijen, namelijk zoals een rivier een boom continu van onmisbare voeding voorziet”, hield Edwards de inlandse bevolking voor.”
Wat kunnen predikers in de 21e eeuw hiervan leren?
„Veel, denk ik. In het meer liberale deel van de christenheid zie je dat voorgangers de neiging hebben zich zo sterk aan moderne luisteraars aan te passen, ook in hun gebruik van beelden en voorbeelden, dat ze zich losmaken van de eigenlijke en centrale boodschap van de Bijbel.
Van Edwards kunnen we leren dat dit beslist niet nodig is. Het is wel degelijk mogelijk om voluit vast te houden aan Gods openbaring en waarheid én te beseffen dat je soms voor een ander, niet bij het christelijk geloof opgevoed, gehoor preekt, en je preekstijl daarop aan te passen.”
Is er ook een les voor Schriftgetrouwe predikers?
„Ja. Zelf heb ik er vooral dit van geleerd: áls Edwards een beeld tegenkomt in de tekst waarover hij preekt, benut hij dat beeld altijd. Hij gebruikt dat beeld dan niet zozeer als illustratie bij de preek, maar om er zijn hele preek aan op te hangen, om er zijn betoog structuur mee te geven.
Opnieuw het voorbeeld van de preek over Psalm 1. Die hele preek is volgens dit beeld opgebouwd, dat wat een rivier is voor een boom, Christus wil zijn voor een gelovige.
Veel hedendaagse, ook bevindelijk-gereformeerde predikanten, gebruiken in hun preken wel beelden, maar dan als verhaaltjes bij de preek. Zo van: dan kunnen de kinderen het ook begrijpen.
Let wel: ik zeg niet dat dit bij voorbaat verkeerd is. Maar van Edwards kunnen we leren dat het gebruik van verhelderende beelden ook anders kan, namelijk wanneer je er je structuur van je preek aan ophangt. Dan sluit je je preek niet af met jouw favoriete anekdote. Dát kan namelijk in het ergste geval bij de hoorders zelfs het gewicht van de hoofdboodschap van de tekst wegnemen.
Nee, dan weef je het beeld dat de Schrift zelf aanreikt door je hele betoog heen. Dan gaat de hoorder de kerk uit met de kernboodschap van de betreffende preek en de last van het gekozen Schriftgedeelte op zijn of haar hart gebonden. In dit geval: Ken jij, als ‘boom’, de zegeningen van deze ‘rivier’ Christus?”