Stiekem een boterham voor een hongerige Oezbeek
Achter de ziekenbarak in Kamp Amersfoort stak Theo Bouman een hongerige Sovjetsoldaat stiekem een boterham toe. Het had hen beiden het leven kunnen kosten. Bouman was de laatste nog levende ooggetuige die de gevangenen uit de Sovjet-Unie meemaakte. Hij is op 98-jarige leeftijd overleden.
Destijds was Theo nog maar 16 jaar. Hij was in dienst bij een aannemer en kwam in het kamp om verlichting in de gevangenenbarakken aan te brengen. Zo kwam hij in aanraking met de 101 Sovjetsoldaten die er waren opgesloten. Hun verwaarloosde toestand maakte diepe indruk op hem.
Pas een paar jaar geleden vertelde Bouman aan onderzoekers van Stichting Sovjet Ereveld in Leusden voor het eerst zijn verhaal. Dat kon hij niet zonder emoties. Hij was de laatste die nog kon vertellen dat hij de soldaten in het kamp had meegemaakt. Dinsdag maakte de stichting zijn overlijden bekend. Er zijn nog wel enkele ooggetui- gen in leven die de Sovjetsoldaten op het station van Amersfoort of in de stad hebben gezien op de dag van hun aankomst, 27 september 1941.
Russen, werden ze vaak genoemd, maar de half verhongerde, vervuilde soldaten kwamen uit Oezbekistan, sommigen wellicht uit Kazachstan. Deze in lompen gehulde ”Untermenschen” waren naar Kamp Amersfoort getransporteerd om de Nederlandse geïnterneerden –onder wie nogal wat communisten– te laten zien hoe dom socialisten eruitzien. In plaats daarvan wekte hun erbarmelijke toestand sympathie op van de andere gevangenen.
Toen Bouman met zijn gereedschapskist door het kamp liep, stak een van de Oezbeken hem een roebel toe. Die stopte hij gauw weg, bang dat het vanaf een wachttoren zou worden gezien. Ongezien wist hij de soldaat even later met zijn hoofd te wenken en een van de boterhammen te geven die hij had meegenomen. Toen Bouman ’s avonds thuis vertelde wat er was gebeurd en de roebel liet zien, verbrandde zijn vader het bankbiljet direct: „Als ze dit bij een huiszoeking vinden, zijn we allemaal de klos.”
Omgebracht
Alle 101 Sovjetsoldaten kwamen binnen een halfjaar in en nabij het kamp om het leven. Ze waren beestachtig behandeld, tegen de internationale normen voor krijgsgevangenen in. De laatste 77 Oezbeken werden op 9 april 1942 doodgeschoten. Die morgen was het stil bij de barakken toen de jonge arbeider in het kamp kwam. Iemand veronderstelde dat de Sovjetgevangenen waren omgebracht. En achteraf bleek dat ook zo te zijn.
Na ‘Woeste Hoeve’ –op 8 maart 1945 fusilleerden de Duitsers daar 117 mannen– was het de grootste executie in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Toch was het drama lange tijd vrij onbekend. In 2010 richtte journalist Remco Reiding de Stichting Sovjet Ereveld op. Die herdenkt de slachtoffers sinds 2012 elk jaar op 9
april. Vanwege de oorlog in Oekraïne werden daarbij dit jaar geen
diplomaten uit Rusland, Wit-Rusland, Kazachstan, Oezbekistan, Armenië en Azerbeidzjan uitgenodigd.
Op de plaats waar het massagraf is aangetroffen, is een gedenkteken geplaatst. De gevangenen werden herbegraven op een eigen ereveld naast begraafplaats Rusthof. Hier kregen ook zo’n 750 andere soldaten uit de Sovjet-Unie een graf.
Reiding is al jaren bezig nabestaanden op te sporen en hen op de hoogte te stellen van de plaats waar hun verdwenen familielid is begraven. Tijdens een renovatie van de begraafplaats –met financiële steun van de Russische regering– in de jaren 2019-2022 werden alle 865 grafstenen vervangen. Daarbij zijn, als uitvloeisel van Reidings speurwerk, bij zo’n driehonderd doden voor het eerst de juiste naam en rang op de zerk vermeld. In april dit jaar kwam een groep uit Georgië op bezoek, nadat zeven Georgiërs die na de Tweede Wereldoorlog op het ereveld werden begraven, met behulp van DNA-onderzoek waren geïdentificeerd.