Prof. dr. H.G.L. Peels: Luister liever wat langer naar weerbarstige Bijbeltekst
Na zijn emeritaat maakte oudtestamenticus prof. dr. H.G.L. Peels, jarenlang „bijna getrouwd” met de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA), samen met zijn vrouw een rondreis door Griekenland en de Balkan. „Fascinerend. Wij lezen Handelingen nu echt weer met andere ogen.”
Zijn echtgenote en hij zagen ernaar uit: na zijn emeritaat, dat begin dit jaar inging, samen „een retraitereis” maken. En het is prof. dr. Eric Peels (67) bepaald niet tegengevallen. „Met onze tent trokken we van april tot juni twaalf weken rond en reisden we door zestien landen.”
De Balkanlanden die het echtpaar bezocht, waren alle boeiend, maar Griekenland sprong er toch wel uit. Indrukwekkend vonden zij het om in Athene op de Areopagus te staan. „Dáár begon Paulus dus te praten over een mens die uit de doden was opgewekt en die ook Gods Zoon was. De Griekse denkers konden er niets mee. Maar toen wij daar stonden en over onze schouder omkeken naar de imponerende Akropolis met het fascinerende Parthenon, symbool van de macht van goden die in de ogen van de Grieken de wereld beheersten, kwam heel sterk op me af dat de ‘dwaasheid’ van God toch wijzer is dan alle wijsheid van mensen. Want het geloof dat Paulus predikte, heeft daarna de wereld veroverd, alle wereldwijsheid ten spijt.”
Op zo’n moment zijn Apeldoorn en de TUA ver weg?
„Ja, en dat was ook de bedoeling. Al hebben we dan wel weer, in Albanië, een oud-student van de TUA bezocht: Gerard Wassink, die uitgezonden is door Zending Gereformeerde Gemeenten. Mooi om te zien welk prachtig werk hij daar als theologisch instructeur mag verrichten.
Verder geldt dat ik natuurlijk nooit helemaal los zal raken van de TUA. Ik heb daar als student onderwijs genoten, was er de eerste promovendus en heb er vanaf 1986 tot en met 2022 lesgegeven en onderzoek verricht. Ik was zo’n beetje met de TUA getrouwd, hè?”
Uw vakgebied was Oude Testament. Niet het meest geliefde deel van de Bijbel.
„Dat is waar. Zelf heb ik het altijd een uitdagend terrein gevonden. Dat enthousiasme heb ik ook steeds proberen uit te dragen. De studie van het Oude Testament is volop in beweging. In het British Museum liggen nog vele duizenden niet-bestudeerde kleitabletten. Daar komt steeds weer nieuwe informatie vandaan, zoals ook uit de vele opgravingen in het Midden-Oosten. Zo rijst de wereld van het oude Nabije Oosten, waaraan het Oude Testament natuurlijk met duizend banden verbonden is, hoe langer hoe meer op uit het stof dat er eeuwenlang overheen lag.
Het Oude Testament heeft mij bovendien in theologische zin altijd zeer aangesproken. Dé vraag in de theologie luidt immers: Wie is God? Daarop geeft dit boek, dat in de loop van twaalf eeuwen geschreven is, geweldige en unieke antwoorden.”
Welke?
„In het Oude Testament leer je God kennen in de lengte, breedte, diepte en hoogte. Je leest er over de lengte van Zijn eeuwenoude omgang met Zijn verbondsvolk, over de diepte waarmee Hij met Zijn liefde en genade naar Zijn volk toekomt. Terwijl dat volk voortdurend niet thuis geeft. Toch gaat God door, zelfs door de breuk van de ballingschap heen. En hoe breed is het Oude Testament niet, ook in zijn spreken over Gods handelen, met zicht op de politiek en de natuur. Er ligt een boodschap in voor Israël, maar tevens voor alle volken.
En wat de hoogte betreft: waar leer je God beter kennen dan in de hooggestemde woorden van de profeten, die Zijn majesteit proclameren en over hem jubelen, dwars tegen de dominante wereld van de afgoden in?”
Velen struikelen over al het geweld dat in het Oude Testament voorkomt en hebben er moeite mee dat Gods toorn en wraak daar zo vaak ter sprake komen.
„Als je in het Oude Testament leest hoe God soms met mensen handelt, dat –om maar iets te noemen– Israël hele volken moet uitroeien, inclusief vrouwen, bejaarden en kinderen, lopen de rillingen je inderdaad over de rug. Laten we daar maar eerlijk over zijn. En ervoor waken van God een te lievig beeld te creëren. We domesticeren Hem zo gemakkelijk. Of we vliegen aan de andere kant uit de bocht door Hem doodeng te maken, een God bij Wie alles vooraf al besloten is. Zulke beelden zijn meer heidens dan christelijk.
Wie het Oude Testament aandachtig en in zijn totaliteit leest, ontmoet daar een heilig God, Die een diepe afschuw heeft van het kwaad. Hij verdraagt de zonde niet, maar toornt er heftig over. Hij is een God Die al het kwaad aan de kant kan vegen en kan zeggen: Ik neem dit niet langer, Ik vernietig deze mensen. Maar Die bij de uitvoering van het oordeel Zelf ook weer met tranen in de ogen staat, een God van adembenemende liefde.
Zijn betrokkenheid op Zijn schepping gaat zo diep en zo ver dat de Zoon van God uiteindelijk ons vlees en bloed aanneemt, een weg die voor Hem eindigt in het kruis. Hij neemt het kwaad op Zich, draagt de straf, waardoor God de wereld met Zichzelf verzoent. Zoiets zouden wij toch nooit bedacht hebben?”
Oud-studenten van u herinneren zich vaak het allitererende motto waarmee u uw manier van omgaan met de Bijbel soms typeerde: liever langer luisteren. Hebt u dat motto zelf verzonnen?
„Het is ooit gesmeed toen ik in discussie was met nieuwtestamenticus Sam Janse over geweld in de Bijbel, wat resulteerde een boek over dit thema. Ik bedoelde er dit mee: laten we bij het lezen van weerbarstige Bijbelteksten daar niet te snel ons dogmatische of morele raster op leggen, maar liever langer luisteren naar wat er nu eigenlijk staat en bedoeld wordt. En laten we daarbij dan met name ook de bredere context betrekken van zowel Oude als Nieuwe Testament.
Een voorbeeld. In Richteren 11 lezen we dat Jefta, na een overwinning op zijn vijanden, zijn dochter offert. Wat een gruwelverhaal, denk je dan als lezer. Hoe kon God dit toelaten? Theologen hebben geprobeerd dit probleem op te lossen. Zij zeiden: dit kind is niet gedood, maar celibatair toegewijd aan de tabernakel. Maar zoiets kende het oude Israël helemaal niet!
Lees je deze gebeurtenis in zijn bredere samenhang, dan merk je dat het boek Richteren gaat over richters die Gods volk moeten verlossen, maar die telkens, de een na de ander, tekortschieten. Gideon maakt een efod, Simson gaat naar de hoeren en Jefta… offert zijn dochter. Dat hele boek Richteren, dat als thema heeft ”Er was nog geen koning in Israël, ieder deed wat goed was in eigen ogen”, ziet uit naar die ene Koning en Verlosser Die wél volmaakt verlost. Lees je het zo, dan ga je begrijpen wat zo’n ‘gruwelgeschiedenis’ in de Bijbel ons te zeggen heeft.”
Begin dit jaar kwam uw boek ”Storm over de wereld” uit. Daarin bespreekt u de zogeheten volkenprofetieën in het Bijbelboek Jeremia. Wat kunnen wij anno 2023 met deze uitvoerige oordeelsaankondigingen aan Babel, Elam, en tal van ander volken?
„Veel, naar mijn mening. Jeremia behoorde tot het gemarginaliseerd volkje Juda. Toch zegt zijn God: Ik ben het Die de hele wereld in Mijn hand houdt, Die alles gemaakt heeft en de geschiedenis regeert. Dus hoe zwak je als kerk bent, ook vandaag, staar je op die zwakte niet blind. Je hebt te maken met Hem die alles zal volvoeren, ook al lacht iedereen om die gedachte.
Een tweede les: je leest in deze hoofdstukken hoe steeds weer de ballon van hoogmoed en trots wordt doorgeprikt. Dat begint al bij die eerste profetie over Egypte, waar Jeremia de farao laat zeggen: Ik zal oprijzen als de Nijl en de landen overstromen, want ze behoorden mij altijd al toe. Eigenlijk dezelfde redenering als die van Poetin: je oude rijk herstellen. Maar deze grootmachten, Egypte en Babel, zijn verdwenen. Terwijl het geloof in de HEERE, de God van een paar Judese ballingen in Babel, de eeuwen verduurde en inmiddels wereldwijd gedeeld wordt.”
Preekt u ook uit dit soort hoofdstukken?
„Soms. Vorig jaar preekte ik in de dorpskerk van Oene bijvoorbeeld over Jeremia 46. Toen merkte ik opnieuw dat zulke teksten wel degelijk actueel zijn en de hoorders aanspreken.”
U zegt: in de hervormde dorpskerk van Oene?
„Ja. Nadat wij acht jaar geleden in Oene kwamen wonen, vroeg men mij of ik hier, in de hervormde kerk, af en toe zou willen voorgaan. Sindsdien preek ik er ongeveer één keer per jaar. Prachtig om in zo’n eeuwenoude kerk als christelijk gereformeerde op de kansel te staan.”
Het streven naar gereformeerde oecumene heeft u altijd gekenmerkt.
„Dat kun je wel zeggen, ja. In de 36 jaar dat ik in dienst van was van de TUA, heb ik die gaandeweg zien veranderen, groeien en professionaliseren. We hebben steeds meer studenten gekregen uit andere kerkverbanden en ook uit andere landen. Van die breedte heb ik altijd genoten, omdat het mijn verlangen en diepe overtuiging is dat datgene wat bij elkaar hoort, niet gescheiden mag zijn. De geschiedenis kun je niet terugdraaien, maar waar we bruggen kunnen slaan en kunnen verbinden, moeten we dat zeker doen.
Daarom betreur ik het ook dat de generale synode van mijn kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken, vorig jaar zo’n terugtrekkende beweging maakte inzake samenwerking met andere kerken. Ik heb dat op die synode, met pijn in mijn hart, een kerkelijke brexit genoemd.
Jaren geleden gaf ik eens een week gastles in Wuhan, in China. Dit was clandestien georganiseerd vanuit Zuid-Korea. In een appartement bovenin een flatgebouw, bij een extreem warme temperatuur, had ik zo’n vijftig Chinese studenten voor mij, afkomstig uit de ondergrondse kerk. Sommigen hadden er dagen voor gereisd.
Ik heb zelden zulke studenten gehad, die zo indronken wat ik zei. Ze wilden alles weten en stelden non-stop uitstekende vragen. Nee, er is daar geen gereformeerde liturgie, maar je bemerkt er wel iets van het vuur van de Geest, Die mensen aanpakt en meeneemt. Ik verheug me erover dat het volk van de Heere God in deze wereld diverse kleuren heeft en vele talen spreekt en toch uiteindelijk uitkomt bij die ene taal van de liefde en genade van God, waar we allen van afhankelijk zijn.”