Zij baseert zich op onderzoek van het Centraal Planbureau en van het Bureau Berenschot in opdracht van het ministerie. De bewindsvrouw wijst erop dat er ook buitenlandse bedrijven zijn die zich hier vestigen.

Ongeveer eenzevende van de Nederlandse beroepsbevolking werkt in een bedrijf dat mogelijk naar het buitenland verplaatst zou kunnen worden. Volgens Berenschot verdwijnen er 12.000 banen per jaar als direct gevolg van verplaatsing. Daar staat tegenover dat er hier dan weer 3000 banen bijkomen, omdat de bedrijfsactiviteit in het buitenland meestal vanuit Nederland wordt aangestuurd. Per saldo gaat het dus om 9000 banen die verloren gaan.

Staatssecretaris Van Gennip is daar niet ongelukkig mee. Door het verplaatsen van productie naar plaatsen waar dat goedkoper kan, worden de ondernemingen sterker en dat is goed voor onze economie.

Het terugbrengen van kosten is de belangrijkste overweging om activiteit te verplaatsen, maar zeker niet de enige. Soms willen bedrijven dichter bij een groeiende afzetmarkt produceren. Niet alleen loonkosten spelen een rol, maar ook transportkosten of de prijs van onroerend goed.

Ongeveer 5 procent van de verplaatsingen is toe te schrijven aan onvrede van ondernemers met de situatie in ons land. Hoewel de gevolgen van verplaatsing van bedrijfsactiviteiten minder ernstig blijken te zijn dan menigeen denkt, wil Van Gennip volop blijven werken aan verbetering van de concurrentieposirtie van ons land. Nederland verliest bij de export terrein op de buurlanden en volgens Van Gennip is het van belang om door te gaan met loonmatiging.