Ds. Van Estrik (HHK) 40 jaar predikant: „Ik zou nooit een gemeente van twintig mensen kunnen opheffen”
Vader overleed plotseling, nog voor zijn 25-jarig jubileum als predikant. „Ik kan nog steeds niet begrijpen dat ik veertig jaar in het ambt mag dienen”, zegt de hersteld hervormde ds. J.W. van Estrik in de woonkamer van zijn bungalow, vlakbij het strand van Ouddorp. „Predikanten zijn maar poppetjes die even meelopen.”
Jan Willem van Estrik groeide op in een hervormd predikantsgezin. „Het leven met de Heere was er goed merkbaar”, herinnert hij zich. „Soms zag ik mijn ouders samen bidden, geknield voor hun bed. Dat maakte indruk. Ik leerde in het gezin misschien wel meer van een leven in afhankelijkheid van de Heere dan door de preken van mijn vader.”
Aan tafel bad vader altijd of een van de jongens in zijn voetsporen mocht gaan. „We dachten altijd dat dit Gerrit, mijn jongste broer, zou zijn. Maar toen mijn vader in 1976 overleed, studeerde er niemand theologie. Juist door zijn sterven werd mijn verlangen om predikant te worden sterker.”
Van Estrik studeerde theologie en werd op 21 augustus 1983 predikant van de hervormde gemeente in het Overijsselse Mastenbroek. Daarna volgden Moerkapelle (1988) en Goedereede (1996). Ds. van Estrik is sinds vorig jaar predikant van de hersteld hervormde gemeenten te Moerkapelle, Scheveningen (Thabor) en Voorschoten.
De breuk in 2004, bij de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland, blijft hem „altijd pijn” doen. „Ik sta nog steeds achter de keuze om hersteld hervormd te worden, maar ik vraag me weleens af wat deze breuk ons heeft gebracht. Ook plaatselijk, waar gezinnen zijn gescheurd.
Als mensen met eer en geweten voor de Protestantse Kerk kozen, dan moet je daarvoor begrip hebben. Je kunt geen gewetens dwingen. In Goedereede moesten we na 2004 in een gymzaal samenkomen. Een oudere vrouw kon daar moeilijk luisteren. Toen heb ik tegen haar gezegd: het gaat om de Woordverkondiging, dat u met de Heere leeft en verzoend wordt. Als dat beter in de hervormde Dorpskerk kan, dan moet u daar zijn.”
U was onderdeel van de eerste rechtszaak over de bewoning van een pastorie. U moest eruit. Hoe kijkt u daarop terug?
„Dat was een in- en intrieste gebeurtenis, met grote gevolgen voor ons gezin met tien kinderen. Dat ging in kinderlijk vertrouwen mee in de keuze van vader. En dan komt er een rechtszaak, waarvan ook de leden van de commissie bijzondere zorg zeiden dat die niet nodig was, omdat er van mijn kant de belofte lag dat de pastorie direct zou worden verlaten als er een andere predikant zou komen of wanneer er een andere woning kwam. Er werd tóch een rechtszaak gevoerd en wij kwamen terecht in een huis met twee portakabins in de achtertuin. Daar sliepen vijf kinderen. Maar we hebben ervaren dat de Heere voor ons zorgde.”
Ds. van Estrik loopt naar de tafel in de woonkamer en pakt een Bijbel. Een verjaardagsgeschenk van zijn ouders, in 1973. Voorin staat in gotische letters geschreven: „Ken Hem in al uw wegen.” „De Heere gaat mee. Soms tot schaamte, als je op je schreden van een verkeerde weg moet terugkeren. Zijn keuzes waren niet altijd mijn keuzes. Mijn eerste gemeente, in Mastenbroek, was een echte leerschool. Sinds vorig jaar ben ik weer terug in de gemeente in Moerkapelle, die samen met Scheveningen en Voorschoten mag worden gediend. Drie gemeenten, dat is misschien niet wat je wenst als je bijna met emeritaat bent, maar het is wel de weg die de Heere wijst. En dan is het goed.”
Deze gemeenten liggen 60, 70 kilometer van Ouddorp. Zou u niet wat dichterbij moeten wonen?
„Normaal gesproken wel, maar geen van de gemeenten heeft een pastorie of is kapitaalkrachtig genoeg om een huis te kopen. De vraag is ook: hoe ontwikkelen zich de kleine en kwetsbare gemeenten in Scheveningen en Voorschoten, met elk zo’n twintig leden?
Ik ga twee keer per week naar de gemeenten toe voor ambtelijke werkzaamheden, en natuurlijk op zondag. De autoritten vallen me niet zwaar.”
Op andere plaatsen in het land worden gemeenten met enkele tientallen leden soms opgeheven.
„Ik ervaar het als bijzonder zegenrijk om in kleine gemeenten het Woord van God te verkondigen. De vreugde, de dankbaarheid die er leeft. Die zijn geweldig. Ik zou nooit een gemeente van twintig mensen kunnen opheffen.”
U ziet de toekomst van de kerk positief in?
„De toekomst is rooskleurig omdat we verwachting mogen hebben: de Heere haalt de Zijnen thuis. Het zal worden één Herder en één kudde. Het mag dan door diepten heengaan, maar de toekomst is duidelijk en aan Hem.
Ik maak me soms wel zorgen over de tijdgeest, over wereldgelijkvormigheid. Die zie je helaas ook terug in de kerk. Mensen vragen zich in de eerste plaats af: „Wat heb ik aan de preek?”
Maar het gaat er niet om wat ik eraan heb, het gaat om de Heere Die zaligmaakt. Om de Heere Jezus, Die gekomen is om het verlorene te zoeken. Als je in de kerk zit, wordt de gemeente voor de rechterstoel van God gedaagd, zoals ds. G. Boer gewoon was te zeggen. Er is alleen maar vergeving door verzoening: „Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood moet sterven. In de prediking doen we zaken.”