Onderwijs & opvoedingzomerschool
Zomerschool: Mag de dierenarts een lastige hondenstaart afknippen?

Op het spreekuur vraagt iemand of de dierenarts de staart van zijn hond wil amputeren, omdat het dier telkens de kopjes van de salontafel zwiept. Wat doet de dierenarts, en waarom? Daarover gaat het in een college ethiek voor tweedejaars studenten diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht.

beeld Erik Kottier
beeld Erik Kottier

Ik ben helemaal gelukkig op die warme zomermiddag in juni, zomaar in een lokaal in Utrecht tussen zeven studenten diergeneeskunde. Eigenlijk was ik dat de hele rit naar het Science Park al, waar ik, telkens wanneer ik langs die afrit op de snelweg rijd, altijd snel even „De Uithof!” bij de borden denk. En zeker toen ik het Androclusgebouw binnenliep, op zoek naar lokaal C0.25, het Studielandschap door. Daar bekeek ik een skelet van een hond (ach, dit is dus de basis die de dierenarts ziet achter mijn zachte krullenhond met artrose) en de grote olifant. Overal zaten mensen te studeren, het was er stil. En ik mocht naar binnen.

In mijn hoofd was de faculteit diergeneeskunde een onbereikbaar oord. Iets waar ik vanuit de verte verlangend naar staarde, maar toch nooit binnen zou komen, want ik was op school niet goed in wis-, natuur- en scheikunde, én de plekken zijn er schaars. Dat laatste klopt nog steeds, bevestigt persvoorlichter Jelle Boontje van de Universiteit Utrecht. Jaarlijks melden meer dan duizend mensen zich aan voor de opleiding diergeneeskunde, terwijl er maar 225 plaatsen zijn. Daarom geldt er een numerus fixus: alleen de 225 best scorende kandidaten kunnen starten na een selectiedag. Gemiddeld stromen er vanuit de bachelor zo’n 185 door naar de masteropleiding, waar tot voor kort plaats was voor 192 studenten. Sinds het academisch jaar 2022-2023 zijn er 240 masterplaatsen; daarvoor worden ook zijinstromers toegelaten: studenten animal sciences van Wageningen University & Research. Dat is goed nieuws, want er is een tekort aan dierenartsen in Nederland.

19557894.JPG
beeld Erik Kottier

Gaan we een koe opereren, in een witte ruimte en met groene schorten voor? Is de collegezaal zo’n enorme ruimte met donkerbruine houten banken die trapsgewijs de hoogte in gaan, met honderd studenten en een hoogleraar als een poppetje in de verte? Die beelden kwamen bij me op zodra ik me vanwege deze zomerschoolserie aanmeldde voor een droomles met de dierenartsen van de toekomst. In werkelijkheid wordt het een zonnig klaslokaal met een whiteboard, gladde grijze tafels en een bevlogen docent. Tweedejaars studenten diergeneeskunde gaan via het vak adaptatie en welzijn nadenken over ethiek. Wat gaat ethiek eigenlijk over, en hoe krijg je hiermee te maken in de praktijk?

De docent is een ethicus die ook theologie heeft gestudeerd, prof. dr. Franck Meijboom, en hij laat een video zien waarin minister Piet Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt: „Ik ga uit van het besef dat wij de aarde in bruikleen hebben gekregen en dat we met die schepping zorgvuldig moeten omgaan: voor de natuur, voor het milieu, en ook voor de dieren. De een noemt dat rentmeesterschap, de ander duurzaamheid, en misschien zijn er nog andere woorden voor te bedenken.” Adema zegt verder: „Als het gaat om dieren wil ik vooropstellen: dieren zijn meer dan een product, geen dingen, levende wezens met een eigen intrinsieke waarde waarvoor mensen goed te zorgen hebben.”

19557895.JPG
beeld Erik Kottier

Zorgplicht

Het is interessant dat de minister dit zegt, omdat een dier voor de Nederlandse wet nog wel degelijk een ding is. Een dier kun je kopen zoals je een laptop of koelkast of auto koopt. Juridisch geldt het consumentenrecht. Toch stelt de minister hier iets anders, en dat mag hij, daarmee doet hij een normatieve uitspraak: hoe het behoort te zijn. Ethiek speelt zich af op het snijvlak van hoe iets is, en hoe het hoort te zijn.

In de wet staat trouwens ook dat dieren die pijn en plezier kunnen ervaren een intrinsieke waarde hebben. Prof. Meijboom: „Hier zit het ingewikkelde: enerzijds heeft een dier met ”sentience” –het kunnen ervaren van gevoel– een intrinsieke waarde. Daarom schrijft artikel 1.3 van de Wet dieren voor dat we de integriteit van het dier moeten respecteren, dat we een zorgplicht hebben en verantwoordelijk zijn voor het welzijn. Een dier is dus meer dan een ding, maar het is ook nog steeds een ding. En dat botst. Ik durf te beweren dat 90 procent van de vraagstukken die je in de praktijk zult gaan tegenkomen rond ethiek en wetgeving, te maken hebben met die spanning.”

Prof. Meijboom vat dit zo samen als de les bijna is afgelopen. Tot die tijd neemt hij de studenten stap voor stap mee, hij laat ze mee redeneren, want op het tentamen draait het straks om de argumentatie: waarom doe je wat je doet, op welke gronden?

„Wat heeft ethiek met dierenwelzijn te maken?”

„Het gaat over hoe we dieren houden. Een varken zien we heel anders dan een hond”, zegt een van de studenten.

„Wat vind je daarvan?”

„Het voelt scheef, omdat ze dezelfde intrinsieke waarde hebben.”

„Mijn laptop heeft ook een waarde.”

„Het geldt voor wezens met gevoel.”

„En daarom is een dier dat niet meer functioneert nog steeds waardevol in zichzelf. Dat geldt voor een koe die geen melk meer geeft, of een hond die geen gezelschapsdier meer kan zijn, ook al is de instrumentele waarde misschien wel bijna nul.”

19557898.JPG
beeld Erik Kottier

Heelheid en gaafheid

Je kunt redeneren vanuit een begrip als welzijn, maar ook vanuit integriteit. Dat laatste gaat over heelheid en gaafheid, aldus prof. Meijboom. „Integriteit betekent dat je geen staarten of oren mag knippen, maar ook de snavel van kippen niet mag kappen. Het gaat over alles wat aan een dier hoort.”

19557897.JPG
beeld Erik Kottier

„Maar van de wet mag je het toch wel doen als je een redelijk doel hebt?”

Prof. Meijboom: „Hier geldt het ”nee, tenzij”- beginsel. Je mag dus geen staart van een hond afknippen. Maar wel als het dier zijn staart heeft gebroken en de enige goede aanpak volgens jou is dat een deel van de staart wordt geamputeerd. Dan is het in het belang van dat dier.

Stel, je krijgt iemand in de dierenartsenpraktijk die zegt: Mijn hond zwiept telkens de kopjes van de tafel, knip zijn staart er maar af. Wat doe je dan? Vanuit integriteit kun je direct zeggen: Dat ga ik niet doen. Maar wat als de eigenaar het heel graag wil? Moet je dit dan doen als dierenarts? Nee. Omdat je als dierenarts diensten verleent. Je mag een dienst weigeren.”

Het ene voorbeeld roept het andere op. Want hoe zit het als de huisvesting vraagt om het onthoornen van koeien? En, iets heel anders: mag je een dier met een gebroken poot behandelen als de eigenaar het niet wil? In principe niet: „Voor een behandeling is toestemming nodig van de eigenaar. En tegelijk heb je wel een zorgplicht als dierenarts. Je mag zo’n dier niet laten lijden.”

Het college is voorbij, een laatste zin wandelt mee de gang op: „De wet zit vol met open normen.” Met alle wetten en de wijsheid van ethiek is ethisch handelen niet zwart-wit.

Ik verlaat het Science Park, oftewel De Uithof, zoals het hier vroeger heette, toen ik er talige tentamens aflegde. De faculteit diergeneeskunde komt minder bèta bij me over dan ik had verwacht. Ja, bètavakken zijn nodig om binnen te komen, maar is diergeneeskunde wel een bètastudie? Of hoort ze bij gamma? Vandaag leek ze eerder alfa. Misschien loopt alles meer in elkaar over dan ik dacht. Ik ben nog steeds blij. Ik ben binnen geweest.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer