Premier Kok eist eer voor zichzelf op
Na dagen, zo niet weken van chaos, luwde het rumoer dinsdagmiddag rond drie uur. Zonder enig dramatisch gebaar kwam premier Kok een bomvolle vergaderzaal van de Tweede Kamer binnen. Als ze hadden gezegd dat de slungelige polderjongen die Kok nog altijd is, met de fiets was gekomen, had je het geloofd. Nadat de camera’s en fotografen die zich rondom hem hadden verdrongen, hun plaats was gewezen, gaf kamervoorzitster Van Nieuwenhoven het woord aan de premier. Kok verhief zich achter het spreekgestoelte, en het werd stil. Heel stil.
Rustig, met ingehouden emotie, vertelde Kok dat hij zojuist terug was van een bezoek aan de Koningin, aan wie hij het ontslag van zijn voltallige kabinet had aangeboden. De aanleiding tot die gang naar paleis Huis ten Bosch was het NIOD-rapport, legde Kok uit. Na de eerste vergaderronde, afgelopen vrijdag in het kabinet, had Kok het rapport mee naar huis genomen en de inhoud nog eens goed op zich laten inwerken. En in het hart van de timmermanszoon uit Bergambacht rijpte de overtuiging dat de „ernstige bevindingen” rondom Srebrenica niet zonder politieke consequenties mochten blijven.
En dan volgt de meest opmerkelijke passage uit zijn verklaring: die conclusie heeft hij zijn bewindslieden voorgelegd en alle ministers en staatssecretarissen zijn hem vervolgens bijgevallen. De val van het kabinet is dus niet het gevolg van het solistische optreden van de ministers De Grave en Pronk, die al eerder te kennen hadden gegeven dat zij wilden aftreden en de besluitvorming in het kabinet daarmee onder een onhoudbare druk hadden gezet. Kok was zelf tot de conclusie gekomen dat niet de schuld, maar wel een deel van de verantwoordelijkheid bij de Nederlandse politiek lag. En daarom heeft Kok zelf het kabinet ten val gebracht. Zo heeft hij gisteren zelf alle eer voor zichzelf opgeëist, op een manier die vergelijkbaar is met het gedrag van VVD’er Wiegel, die als enige VVD-senator tegen het referendum wilde stemmen om hoogstpersoonlijk het kabinet ten val te brengen.
„Met opgeheven hoofd kan Kok nu verder”, luidde het commentaar van campagnestrateeg Benschop. De reacties van alle fracties in de Kamer, van links tot rechts, waren inderdaad respectvol. „Kok toont nog één keer staatsmanschap”, was het commentaar van de ChristenUnie. En zo heeft hij hoogstpersoonlijk een einde gemaakt aan de afbladdering van zijn staatsmanschap die inzette nadat hij vorig jaar zomer zijn vertrek uit de landspolitiek aankondigde.
„Komen is niet eenvoudig, gaan is nog moeilijker”, zei Kok dinsdagmiddag op een persconferentie. Lang was inderdaad de weg die Kok (1938) naar het centrum van de politieke macht heeft moeten afleggen. Als jongen fietste hij van zijn woonplaats Bergambacht naar de HBS in Gouda. Maar deze telg uit een klassiek sociaal-democratisch gezin ging tot verrassing van zijn klasgenoten wel aan Instituut Nijenrode studeren. Als 23-jarige koos hij voor een loopbaan in de vakbeweging. Ruim tien jaar later was hij voorzitter van de grootste Nederlandse vakcentrale, het NVV. In 1976 bracht hij de fusie tussen zijn NVV en de NKV tot stand, waaruit het FNV is ontstaan. Met werkgeversvoorzitter Van Veen sloot hij in 1982 het befaamde Akkoord van Wassenaar, waarin de vakbeweging zich neerlegde bij loonmatiging in ruil voor arbeidstijdverkorting om de werkloosheid te bestrijden. Kok stond daarmee aan het kraambed van het Nederlandse poldermodel.
Met deze kwaliteiten kon Kok niet aan de aandacht van PvdA-leider Den Uyl ontsnappen. In 1985 liet Kok zich overhalen om na de verkiezingen van mei 1986 het voorzitterschap van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer over te nemen. Drie jaar later was hij minister van Financiën in het kabinet van CDA en PvdA onder premier Lubbers. Toen braken zware jaren aan. Geconfronteerd met hardnekkige economische tegenspoed moest de voormalige vakbondsman diep snijden in de sociale zekerheid. De kritiek vanuit zijn eigen partij leidde bijna tot zijn besluit het bijltje erbij neer te gooien. In 1994 verloor de PvdA twaalf zetels. Maar het CDA verloor er twintig, en zo werd Kok tot zijn eigen verrassing leider van de grootste partij.
Na enig aarzelen smeedde Kok in de zomer van 1994 een paarse coalitie met VVD en D66. Ideologisch was hij daar klaar voor. In 1995 zei hij -nota bene in een naar Den Uyl vernoemde lezing- dat het soms tijd is ideologische veren van je af te schudden. Met paars braken Koks gloriejaren aan. Met de stevige wind van een ongekende economische groei in de rug konden alle verschillen van mening binnen het kabinet worden afgekocht. Vooral in de eerste periode spreidde Koks kabinet veel daadkracht ten toon. Tot spijt overigens van de christelijke fracties, die steeds meer de overtuiging kregen dat Koks belofte dat hij „premier van en voor alle Nederlanders” zou zijn alles behalve waarmaakte.
De kiezers beloonden paars in 1998 met veel steun en vertrouwen. Maar toen kwam de klad erin. Paars werd synoniem voor Torentjesoverleg en een besloten bestuurscultuur, voor besluiteloosheid en sorry-democratie. Nog één keer toonde Kok daadkracht door het huwelijk van de kroonprins op een wijze te regelen die voor alle betrokkenen aanvaardbaar was.
En toen dook het verschijnsel-Fortuyn op, die de onvrede in de samenleving tegen de wachtlijsten in de zorg, de onveiligheid op straat en de tekorten in het onderwijs moeiteloos wist te mobiliseren. Nederland was rijk geworden, maar de publieke sector verslonsde, luidde de kritiek van links. Het verval zette hard in: paars leverde iedere week zetels in. Ook Koks PvdA staat op een verlies van zeker tien zetels.
De nervositeit sloeg toe in politiek Den Haag. Politici gingen zich profileren en tot zorg van Kok afstand nemen van het kabinetsbeleid. Aan alle kanten sprongen de kikkers uit Koks paarse kruiwagen. Het verst en het meest opzichtig waren de sprongen van De Grave en Pronk. Omdat de sprong van Pronk niet zonder gevolgen voor Kok zelf kon blijven, besloot Kok de hele handel naar het paleis te rijden en daar voor ontslag aan te bieden.
Met opgeheven hoofd kon Kok terug. Geen sorry-cultuur, niets gebrek aan regie. Een maand voor de verkiezingen heeft Kok zijn verantwoordelijkheid willen nemen. Niet dat hij zich ergens voor schaamt. Want hem treft geen schuld. Maar er moesten politieke consequenties worden getrokken, geheel afgezien van de vraag of de Tweede Kamer in een debat de vertrouwensvraag aan de orde zou stellen. Daarop kon als gevolg van Pronks escapades niet meer worden gewacht. Kok zweeg gisteren over Pronk en vroeg de journalisten vooral te willen „respecteren” dat de val van het kabinet zijn eigen, hoogstpersoonlijke besluit was.