Meditatie: Niet Gods wil
1 Koningen 18:29b
„Maar er was geen stem en geen antwoorder en geen opmerking.”
Hoe dikwijls gebeurt het dat uw oog of hand u ergert! Die zaak gebeurt elk kind van God wel, en ook de zondaar. Het gebeurt de wedergeborene en de onwedergeborene dat hij een ergerend oog, hand en voet heeft. In Mattheüs wordt ons genoemd een „rechteroog en rechterhand”, en die zijn uit te trekken, af te houwen en weg te werpen. U zult zeggen: „Zijn dat die leden van ons lichaam die wij uitsteken, afkappen, wegwerpen?” Nee, de Heere houdt van dat snijden en kerven in de godsdienst niet. Dat laten wij aan de Baälpriesters en papen over. Zij sneden zichzelf met messen en met priemen naar hun wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten (1 Koningen 18:28). Vers 29 toont dat de Heere dat niet in het oog heeft: „Er was geen stem…” Er zullen er wel die zulke leden gehad hebben in de hemel gaan, en er zullen er die geen rechteroog of -hand of -voet gehad hebben in de hel komen. Is het dan het zielsoog van het verstand van de mens dat af te kappen, uit te steken en weg te werpen is? Is het te zeggen dat een mens moet leven als een gek? Nee dat niet, men mag dat oog niet uitrukken. Koning David had die zonde eens, toen hij bij koning Achis te Gath was: „hij stelde zich gek aan” (1 Samuel 21:13).
Bernardus Smijtegelt, predikant te Middelburg
(”Een Woord op zijn tijd”, 1744)