„Onderscheid maken in allochtonen is onjuist”
De aanduiding ”evangeliseren onder moslims” is in Nederland onjuist. In de praktijk van het evangelisatiewerk blijkt dat er beter gesproken kan worden over ”evangeliseren onder allochtonen”.
Dat gaf ds. P. Melis donderdag als antwoord op een vraag van een afgevaardigde van de generale synode die woensdag en donderdagbijeen was in Utrecht. De vraag was of werken onder moslims in Nederland niet meer tot de taak van de zending moet worden gerekend, dan tot de taak van de evangelisatie. „Vraagt dit vraagstuk geen nadere doordenking?” Ds. Melis, tweede voorzitter van het deputaatschap voor evangelisatie (hij verving de eerste voorzitter, ds. A. Schreuder, die door ziekte verhinderd was): „De term is op zichzelf al onjuist: Evangeliseren onder moslims. Het gaat om evangeliseren onder allochtonen. Daarin onderscheid maken, blijkt in de praktijk niet haalbaar.”
Moslims in Nederland zijn veelal ook echt andere moslims dan moslims in Guinee, voegde ds. Van Eckeveld toe. Waarna de vergadering besloot evangelisatie onder allochtonen te blijven rekenen tot de taak van het deputaatschap voor evangelisatie.
Ds. A. Moerkerken, rector van de theologische school van de Gereformeerde Gemeenten in Rotterdam, wilde weten hoe evangelisten praktisch en theologisch worden toegerust. „Deze mannen staan in de branding van de samenleving. Zij komen met meer vragen in aanraking dan de meeste predikanten. Een evangelist behoeft geen dominee te worden, maar hij moet op terreinen als de geloofsleer, sekten en ethiek toerusting hebben gekregen. Laat de synode daarin structuur aanbrengen.”
Ds. Melis gaf aan dat over de toerusting van de evangelisten binnen het deputaatschap reeds intensief wordt gesproken, en dat er overleg op dit punt is met de Cursus Godsdienstonderwijs (CGO). „Ook wordt er gebruikgemaakt van de mogelijkheid dat evangelisten enig onderwijs ontvangen bij docenten van de theologische school.” De synode onderkende de noodzaak van goede toerusting en vroeg aan het deputaatschap daarvoor zorg te hebben.
Ouderling G. H. Verweij herinnerde aan een synodaal besluit uit 1995 dat het deputaatschap voor evangelisatie een functionaris in algemene dienst zou benoemen. „Waarom doen we dit niet?” Ds. Melis zei dat er onvoldoende financiële ruimte voor bleek te zijn. Evangelist G. Baan is geruime tijd geheel vrijgesteld geweest voor landelijk coördinatiewerk, dit werk is inmiddels gedeeltelijk overgenomen door deputaat K. H. de Heer.
Het deputaatschap voor evangelisatie verkeert in een fase van herstructurering. Deputaat De Heer: „We zien wel uit naar de mogelijkheid om een functionaris in algemene dienst te kunnen benoemen.”
Uitvoerig sprak de vergadering over het beleid van het deputaatschap om nauwer te gaan samenwerken met de verschillende classes. Het doel daarvan is om het werk dichter bij de gemeenten te brengen, ook om meer financiële steun en meer hulp van vrijwilligers te krijgen uit de gemeenten. Ds. W. Harinck noemde hier de goede ervaringen die inmiddels zijn opgedaan met het evangelisatieproject Leidsche Rijn (classis Utrecht).
Ook wordt soms aan naburige classes ondersteuning gevraagd voor het werk op een bepaalde evangelisatiepost. Daarbij gaf G. D. Pas, secretaris van het deputaatschap, te kennen dat niet gedacht wordt aan bovenclassicale commissies op het niveau van een particuliere synode. „Dat zou in strijd zijn met de evangelisatieorde, die slechts spreekt over gemeente, classis en deputaatschap.”
Deputaat De Heer noemde als beleidslijn dat het deputaatschap zich verantwoordelijk weet voor de evangelist en voor de inhoudelijke kant van het evangelisatiewerk. „Wij vragen aan de classes om ons hiervoor de middelen aan te reiken.”
Het overgrote deel van de gemeenten blijkt uitsluitend gebruik te maken van het materiaal dat onder verantwoordelijkheid van het deputaatschap wordt samengesteld. Ds. J. J. van Eckeveld concludeerde dat er dus ook gemeenten zijn die niet gebruikmaken van dit materiaal. De synode onderstreepte het belang van het gebruik van het materiaal van het deputaatschap.
De financiële lasten voor het deputaatschap voor evangelisatie zijn hoog. Het deputaatschap vroeg aan de synode om er bij alle gemeenten op aan te dringen tweemaal per jaar te collecteren voor het evangelisatiewerk. De synode onderkende het belang van een stabiele inkomstenstroom, wilde dit ook aanbevelen, maar wenste in de richting van de gemeenten verder niet dwingend op te treden.
Uitbreiding van het evangelisatiewerk is om financiële redenen onmogelijk. Deputaat De Heer: „Het jaar 2005 is voor ons het jaar van consolidatie.”