Veldwachter weg na doodschieten kermisganger
Elk jaar stuurde Maurits Kool sr. een kaart naar veldwachter Van den Bosch. Daarop uitte hij zijn onverwerkte woede: zijn zoon was door Van den Bosch doodgeschoten.
Het was een drama voor beide families, reconstrueert Frits Kool in zijn nieuwste boekje de schietpartij die zijn 23-jarige oom Marinus op 22 september 1936 het leven kostte. Marinus was met drie andere kermisgangers vanuit het Noord-Hollandse Zuid-Scharwoude naar de woning van de rijksveldwachter in Broek op Langedijk gegaan, omdat dat die niet zo soepel met de sluitingstijd van de cafés bleek om te gaan als bij eerdere veldwachters gebruikelijk was. „Even een paar minuutjes met hem praten”, was het voornemen van de vier jonge mannen. In het nachtelijk duister schreeuwden ze naar het donkere huis en Marinus drukte herhaaldelijk op de bel.
Opeens kwam de veldwachter naast het huis tevoorschijn. In uniform en bewapend. De vier mannen liepen op hem af. Terwijl Van den Bosch naar zijn vrouw schreeuwde dat ze assistentie moest inroepen, hield hij de kermisgangers van zich af. Eerst met zijn klewang, daarna door in de lucht te schieten en vervolgens schoot hij –in het duister van de nacht– op de benen van de man die het dichtstbij was. Maar de kogel trof Marinus Kool in het hart. „Schiet dan!” had hij uitdagend geroepen. Maar had er geschoten mogen worden?
”Na het schot”, heet een volgend hoofdstuk in het boekje van neef Frits. Na het schot was daar een dorpsgemeenschap die onpartijdig onderzoek wilde. Een jonge dominee die een moeilijke begrafenis moest leiden. Een woedende vader die riep dat zijn zoon was vermoord.
„Den geheelen dag stonden menschen voor het huis van den brigadier”, meldde de pers. Dat moet voor het gezin van de politieman haast even bedreigend hebben gevoeld als de nachtelijke confrontatie met Kool en zijn kornuiten.
Marinus Kool was de vijfde van negen kinderen, het buitenbeentje in een gezin dat tot de Gereformeerde Kerken behoorde. Maar nu was er een lege plaats. Tijdens de rouwdienst opende ds. J.H. Donner het Woord bij Prediker 12:1: „En gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap…”
De drie kameraden van Marinus Kool draaiden de gevangenis in. De veldwachter werd niet gestraft, maar gehuldigd. Hij werd overgeplaatst, maakte promotie en riskeerde tijdens de oorlog zijn leven door verzet tegen de onderdrukker. In de Eerste Kamer werd „grondig onderzoek” naar de schietpartij geëist, maar „de zaak ging als een nachtkaars uit”.
Het leven ging voort. Twintig jaar later zag een kleinzoon echter Maartje Kool-Visser voor het portret van haar gedode zoon staan. Hij hoorde haar mompelen: „Mijn lieve jongen, mijn lieve jongen.” Maar ook in het leven van rijksveldwachter-brigadier R.C. van den Bosch en zijn vrouw en zonen liet het drama diepe sporen na. De schrijver blijft objectief: „Ieder verhaal heeft immers twee kanten. (…) Ik heb opgeschreven wat ik heb gevonden zonder dat ik er een oordeel over geef.”
De bloednacht. Opschudding in Broek op Langedijk, Frits Kool; uitg. Boekengilde; 141 blz.; € 20,-