Schoonheid: Vors
Niet alle sprookjes zijn romantisch. Daarbij denk ik niet alleen aan bekende volksverhalen als Hans en Grietje (kinderverwaarlozing, kidnapping en kannibalisme) en Roodkapje (identiteitsfraude en jacht op roofdieren met een wettelijk beschermde status); zelfs de klassieke vertelling van de prinses en de kikker heeft onvermoede kanten als je er de oorspronkelijke versie van de gebroeders Grimm op na slaat.
Het verhaal begint veelbelovend: een knap prinsesje laat haar gouden bal in een bron vallen, die er door een kikker wordt uitgevist op voorwaarde dat hij van haar bordje mag eten en in haar bedje mag slapen. In plaats van echter –zoals elke rechtgeaarde Disneyprinses– een tedere zoen op de groene neus te drukken, grijpt het meisje het dier vol afschuw bij de poten en slingert het met een krachtige zwaai tegen de muur („Daar, lelijke kikvors, dáár kun je slapen!”)
Dat er hierop alsnog een betoverde prins met smachtende blauwe ogen uit het kikkervel barst, voelt bijna als een onverdiende toegift.
Sprookjesverhalen: we zijn er dol op. Een bergbeklimmer zonder onderbenen die de top van de Mount Everest bereikt, vier kinderen in een Colombiaanse jungle die na weken levend worden teruggevonden – het herinnert ons eraan dat er nog wonderen in de wereld bestaan. Maar vaak vertoont de werkelijkheid zich een stuk Grimmiger. Het sprookje van alledag is saai, pijnlijk, moeizaam, lelijk, grauw en on- Instagramwaardig. We lezen het liefst door de ogen van de prinses; het kikkerperspectief is niet zo populair.
Er is een tijd om te omhelzen en een tijd om verre te zijn van omhelzen. Spreken we over de rouwranden van het leven, dan roepen we dat we „het lijden moeten omarmen”, alsof het een nukkige buurman is die onder zijn ruwe bolster misschien toch een blanke pit blijkt te hebben. Berusting in plaats van boosheid, aanvaarden in plaats van afgrijzen – onze troostpogingen zijn dikwijls gericht op het ”nog lang en gelukkig” en niet op de onmacht van het moment. Maar leven vanuit kikkerperspectief betekent juist vaak een belemmering van het zicht op dat wat voor je ligt. Het is een invalshoek die kleine dingen groot maakt. In kikkerperspectief torent de werkelijkheid als een onneembare horde boven je uit.
Zelf lijkt de kikker er overigens niet mee te zitten dat zijn zicht beperkt is. Lig maar eens op je buik aan de rand van een vijver en zie ’m met bolle, bijziende oogjes de wereld in gluren, zich koesterend in de zonnewarmte terwijl hij geduldig wacht op wat langs komt vliegen, volmaakt tevreden tussen wier en lissen. Koudbloedig als hij is past hij zich zonder klagen aan elke situatie aan. Van sommige soorten is bekend dat ze wekenlang in barre omstandigheden kunnen overleven terwijl ruim de helft van hun lichaam bevroren is. Andere kunnen, ingegraven in de grond, wel tot zeven jaar lang zonder water doorbrengen.
De kikvors is een stoïcijn bij uitstek. Hij laat zich door omstandigheden regeren, maar terwijl hij dat doet, is hij ze tegelijkertijd de baas.
Ons mensen valt het echter zwaar om altijd maar het goede in het slechte wakker kussen. Ook het sprookje van Grimm bevat romantiek, maar niet waar we die volgens moderne standaarden zouden verwachten. Het is geen ware liefde die de jongeman verlost. Het meisje wordt niet verliefd op de vors, maar op de vorst. Pas als het monster een mens wordt, raakt ze op hem verkikkerd.
Het valt niet mee om de moeilijke dingen in het leven te nemen zoals ze zijn. Er iets majestueus’ in te ontdekken; de kikker omhelzen voor je de prins er in ziet. Kun je ze niet omarmen? Keil ze eens tegen de muur. Soms is troost een tijd om weg te werpen.
Sarah van der Maas (1995) studeerde algemene en sociale geschiedenis in Leiden en Groningen. Verhalen vertellen is haar passie: of die zich nu afspelen in een ver en vreemd verleden of om de hoek van de straat.