Opinie

Zet geloofwaardigheid Bijbel niet op het spel door discutabel extern bewijs

Uiteraard is het goed om op te komen voor de geloofwaardigheid van de Bijbel. Maar doe dat dan wel op een feitelijke en evenwichtige manier, die recht doet aan de complexiteit van de dingen.

Dr. Henk de Waard
5 July 2023 15:44Gewijzigd op 29 March 2024 12:47
„Dat de historische Bijbelkritiek „het zwaar te verduren kreeg” door de vondst van Bijbelhandschriften van Qumran is eenvoudigweg niet waar.” Foto: grotten nabij Qumran. beeld Alfred Muller
„Dat de historische Bijbelkritiek „het zwaar te verduren kreeg” door de vondst van Bijbelhandschriften van Qumran is eenvoudigweg niet waar.” Foto: grotten nabij Qumran. beeld Alfred Muller

De auteur van de reportage over het vernieuwde Bijbelmuseum in het Duitse Wuppertal (RD 24-6) benadrukt met kennelijke instemming dat dit museum weerwerk levert tegen de „historische Bijbelkritiek”. Helaas blijkt de door het museum geboden informatie niet erg betrouwbaar, terwijl in de reportage de stellingnames van het museum eerder nog wat aangescherpt lijken te worden dan kritisch bevraagd. Dat laatste was juist op zijn plaats geweest. De reportage ademt bovendien een benadering van Bijbel en Bijbelwetenschappen die mijns inziens onvruchtbaar en risicovol is.

Gesteld wordt dat archeologische vondsten geregeld de historiciteit van de Bijbel bevestigen. Deze stelling wekt een wat eenzijdige indruk van de feitelijke stand van zaken op dit terrein. Bovendien worden enkele vondsten wel erg snel als bevestiging van de Bijbel gepresenteerd.

Anders dan gesteld, bevat de Korescilinder bijvoorbeeld niet het in Ezra 1 te lezen ”edict van Kores”, waarmee de Perzische koning de Judese ballingen toestemming gaf om terug te keren maar beschrijft een soortgelijke benadering jegens andere volken en bevestigt dus hooguit indirect de inhoud van Ezra 1.

Dat de grafinscriptie van koning Uzzia zou spreken over besmettingsgevaar bij het openen van het graf, is evenmin juist. Dat zou wel mooi passen bij het Bijbelse gegeven dat Uzzia melaats was, maar de inscriptie vermaant slechts het graf niet te openen – een reden wordt niet vermeld. Bovendien dateert de inscriptie van zo’n 800 jaar na de dood van Uzzia, zodat de betrouwbaarheid ervan bepaald niet vaststaat.

Qumran

In de reportage staat verder dat de historische Bijbelkritiek „het zwaar te verduren kreeg” door de vondst van Bijbelhandschriften van Qumran. Dat is eenvoudigweg niet waar. En de conclusies die getrokken worden op basis van de Jesajarol zijn –opnieuw– twijfelachtig (overigens dateert de rol uit de 2e eeuw voor Christus, niet uit 500 voor Christus). Zo zou de lay-out van de rol aantonen dat het boek Jesaja geen latere toevoegingen bevat. Er is echter geen enkele grond om aan te nemen dat dergelijke toevoegingen met witregels gemarkeerd zouden moeten zijn. Het ontbreken ervan bewijst dus niets.

Een tweede conclusie betreft de nauwkeurigheid van de tekstoverlevering. Inderdaad laten sommige Qumranhandschriften zien dat de Bijbeltekst sindsdien nauwkeurig is overgeleverd. Wat echter onbenoemd blijft, is dat er in vroegere eeuwen ook een veel vrijere tekstoverleving geweest is. Dat blijkt uit andere handschriften uit Qumran, met afwijkende teksttypen. Het is daarom nog maar de vraag of de lijn van nauwkeurige overlevering door te trekken is naar de ontstaanstijd van de Bijbelboeken, die veelal ruim vóór de tijd van de Qumranhandschriften ligt.

De reportage –en wellicht het museum– biedt dus selectieve en deels onjuiste informatie en verbindt daar onterechte conclusies aan. Waar het me echter vooral om gaat, is dat het RD hiermee een benadering van Bijbel en Bijbelwetenschappen promoot die meer kwaad doet dan goed. Het is een benadering die de geloofwaardigheid van de Bijbel graag door zoveel mogelijk extern bewijs gestaafd ziet worden. Dat moet tegenwicht bieden tegen de visies van moderne wetenschappers. De vragen die zij opwerpen, moeten gepareerd worden.

Bij een dergelijke insteek wordt de wens echter snel de vader van de gedachte. In de zoektocht naar het gewenste bewijs worden archeologische vondsten niet zelden eenzijdig en op simplistische wijze ingezet. Zie de genoemde voorbeelden.

Op deze manier raakt de geloofwaardigheid van de Bijbel verbonden aan discutabele theorieën of wordt ze daar zelfs (deels) afhankelijk van. Dat is risicovol. De gecreëerde verdedigingslinie zal het bij een echte confrontatie met de „historische kritiek” immers niet lang volhouden. En dan staat zomaar ook de geloofwaardigheid van de Bijbel zelf op de helling. Want waarom zou je daaraan vasthouden als het bewijs ervoor niet blijkt te kloppen?

Gezag van zichzelf

Uiteraard is het goed om op te komen voor de geloofwaardigheid van de Bijbel. En inderdaad is het dan regelmatig nodig om kritisch te zijn op Bijbelwetenschappelijke theorieën. Maar laat dat dan wel op een feitelijke en evenwichtige manier gebeuren. Een manier die recht doet aan de complexiteit van de dingen, ruimte laat voor nuance en onbeantwoorde vragen en ook open staat voor bijstelling van eigen opvattingen.

Zo’n benadering is minder defensief, maar juist daarom veel robuuster. Van belang is hier, ten slotte, dat de geloofwaardigheid van Gods Woord gelukkig ook niet afhangt van onze bewijsvoering.De Schrift heeft van zichzelf gezag en de aanvaarding van dat gezag wordt ten diepste gewerkt door de Heilige Geest.

De auteur is universitair docent Oude Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer