Deputaatschap Israël consolideert werkveld
Het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten gaat een studiedag wijden aan de vervangingstheologie. Dat zei ds. C. J. Meeuse (voorzitter van het deputaatschap) woensdag op de synode toe op een vraag van een van de afgevaardigden.
Ds. A. Moerkerken, rector van de Theologische School, die als adviseur aan de synode is toegevoegd, vroeg aan het deputaatschap te onderzoeken wat wel en wat niet onder de vervangingstheologie valt. „Een van de deputaten stelde onlangs in een kranteninterview dat de Gereformeerde Gemeenten afstand hebben genomen van de vervangingstheologie. Ik kan mij daarin vinden, maar uit recente discussies begrijp ik dat niet iedereen duidelijk is wat er wel en wat er niet onder vervangingstheologie wordt verstaan.”
Ook vroeg ds. Moerkerken aan het deputaatschap om nadere bestudering van de vraag hoe de kanttekeningen in het Oude Testament spreken over de beloften voor Israël. „Er lijken bij de kanttekenaren twee lijnen te lopen: Soms lijken de beloften voor Israël te zijn; soms lijken ze uitsluitend betrekking te hebben op de kerk.” Ds. Meeuse beloofde aandacht voor beide vragen.
Ouderling C. Vonk Noordegraaf (Hoofddorp) vroeg het deputaatschap naar de aard van de slachtofferhulp in het Chaim Medical Centre in Tel Hashomer. „Is het nodig dat wij, naast evangelieverkondiging in Israël, ook diaconale hulp verlenen?” Ds. Meeuse: „Er is in Israël bij aanslagen altijd veel aandacht voor doden, maar weinig voor gewonden. Wij zien hulpverlening aan slachtoffers als onze christenplicht. Hulpverlening valt overigens ook binnen ons mandaat. Daarbij komt dat hulpverlening vaak een goede ingang geeft voor evangelieverkondiging.”
Ds. G. J. van Aalst (Klaaswaal) wilde weten of de verleende diaconale hulp wel dienstbaar blijft aan de woordverkondiging. „Woordverkondiging blijft toch primair?”
Ds. Meeuse zei dat woordverkondiging als eerste opdracht in het mandaat wordt genoemd. „Dit blijft dus primair. Dat laat onverlet dat we, afhankelijk van de situatie in Israël, indien nodig ook aan slachtofferhulp doen, ook als we niet in de gelegenheid zijn om daarbij het Woord te verbreiden.”
De synodepreses, ds. J. J. van Eckeveld, vroeg naar de contacten met de joods-christelijke gemeente Beit Emet in Zhitomir (Oekraïne). Ds. Meeuse stelde daarop dat in Zhitomir op wonderlijke wijze deuren zijn opengegaan. „Inmiddels hebben we daar acht seminars gehouden. De wijze waarop in Zhitomir wordt gesproken over de schriftuurlijke waarheid, heeft ons ontroerd. We mogen daar als deputaten spreken over het perspectief van het Nieuwe Testament. We hebben in de achterliggende jaren veel zaad mogen strooien, de vrucht ervan geven we over aan de hemelse Landman.”
Ds. P. Mulder (Dordrecht) wilde weten of het deputaatschap ook aandacht heeft voor dichterbij wonende joden, zoals in Antwerpen en in Amsterdam. Ds. Meeuse antwoordde daarop dat er met name in de beginjaren wel gezocht is naar aanknopingspunten dichterbij. „We hebben veel mogelijkheden afgetast, maar die aanknopingspunten zijn onvoldoende gevonden.”
Ds. Van Eckeveld stelde vast dat het Israëldeputaatschap grote plannen heeft, maar dat de financiën ook hier beperkt blijven. Ds. Meeuse: „Wij zien onze grenzen inmiddels wel. We zien uit naar groei, maar praktisch gezien is op dit moment consolidatie op haar plaats.”