Eeuwige blijdschap
Psalm 5:12a
„Maar laat verblijd zijn allen die op U betrouwen; laat hen tot in eeuwigheid juichen, omdat Gij hen overdekt.”
„Voor eeuwig zullen zij jubelen en U zult onder hen wonen.” Want dat is het meest wezenlijke van die vreugde, dat ze eeuwig zal zijn. Zoals de andere vreugden –ik denk hier aan die van de voortkabbelende riviertjes– in werkelijkheid niet beter zijn, hoewel ze het wel schijnen als alles zo mooi voortkabbelt. Maar de vreugde in God, die blijft en houdt stand, die is duurzaam en blijvend, die is niet onderhevig aan onverwachte omwentelingen, maar zij wordt nog intenser, juist dankzij degenen die haar proberen tegen te gaan. Want ook de apostelen waren blij, juist toen ze gegeseld werden. Ook Paulus werd verdrukt en hij huppelde van vreugde. Hij zou sterven en noemde de anderen deelgenoten in zijn vreugde: „Maar als ik ook geofferd word op het altaar en in de dienst van God, dan verheug ik me en verblijd me met u allen. En gij, wees ook over ditzelfde verheugd en verblijd u samen met mij.” God woont samen met hen die daarover verheugd zijn. Daarom drukt (de erfgename) zich ook nog als volgt uit: „in eeuwigheid zullen zij zich verblijden en U zult onder hen wonen”. Ook Christus wees op dit eeuwige karakter van die vreugde toen Hij sprak: „Wederom zal Ik u zien en niemand neemt uw vreugde weg”. Paulus zei op een andere plaats: „Verheug u te allen tijde, bid zonder ophouden.”
Johannes Chrysostomus, kerkvader te Constantinopel
(”Dagboek Vroege Kerk”, 2010)