Kerk & religie

Om de ziel van de Papoea

Het verhaal gaat dat een delegatie Papoea’s in Nederland een bezoek bracht aan een bejaardenhuis. Toen de rondleiding was voltooid, vroeg een van hen: „Wat vreemd, wij hebben al die oude mensen gezien, maar waar zijn hun kinderen?” Op Papoea is het nog steeds de gewoonte dat de ouders bij de kinderen inwonen. De ouden worden er als wijze mensen vereerd. Door het verschil in referentiekader lachen ze in Papoea om wat hier geldt als fatsoenlijk.

Tim H. Hulzebos
26 January 2005 10:59Gewijzigd op 14 November 2020 02:09
UTRECHT - Honderdvijftig jaar geleden begonnen de eerste zendelingen in Papoea met hun werk. De taal en cultuurbarrière leek haast onoverkomelijk. De Papoea’s zagen in de blanken opgestane geesten, waarmee ze geen contact wensten. Foto RD, Sjaak Verboom
UTRECHT - Honderdvijftig jaar geleden begonnen de eerste zendelingen in Papoea met hun werk. De taal en cultuurbarrière leek haast onoverkomelijk. De Papoea’s zagen in de blanken opgestane geesten, waarmee ze geen contact wensten. Foto RD, Sjaak Verboom

Hiermee kregen de eerste zendelingen die naar Papoea vertrokken ook te maken. Dat waren Carl Ottow en Johann Geissler, zendeling-werklieden, uitgezonden door de piëtistische dominee Ottho G. Heldring, wiens lijfspreuk was: „Help de arme zichzelf te helpen.”

Zij vertrokken uit Rotterdam als Duitsers en kwamen aan als Nederlanders, want op Java, in de Geelvinkbaai, waren ze genaturaliseerd. Dat was in 1855, op 5 februari - nog steeds de jaarlijkse feestdag bij de Papoea’s. Het moet een stralende dag zijn geweest, getuige Geisslers woorden: „Ach, mocht de echte Genadezon ons en die arme heidenen, die al zolang in de duisternis smachten, bestralen.”

Toen ze aan land gingen op het eiland Mansinam baden de zendelingen eerst. „Ze knielden neer of ze wat zochten, maar graven deden ze niet. Ze hadden hun handen gevouwen en ze praatten, maar niet tegen elkaar”, zo gaven de achterkleinkinderen van de Papoea’s de woorden van hun voorouders door. De taal- en cultuurbarrière leek haast onoverkomelijk. De Papoea’s zagen in de blanken opgestane geesten, waarmee ze geen contact wensten. En de zendelingen stelden door hun geringe antropologische kennis niet de gebruikelijke vragen („Waar ga je heen? Waar kom je vandaan?”) maar begonnen zonder hulp aan de bouw van woning en prauw.

Ottow overleed al in 1862, „zonder een ziel van de Papoea’s mede naar de hemel te nemen.” Een jaar na zijn dood kwamen er hulptroepen uit Nederland, uitgezonden door het niet-kerkgebonden Utrechts Zendings Genootschap (UZG). Dat was in 1859 opgericht, orthodox van signatuur, en had onder anderen Nicolaas Beets als opleider.

Behalve kerkbouw en het houden van kerkdiensten behoorde het vrijkopen van door roof buitgemaakte slavenkinderen tot de zendingsarbeid. Deze werden opgenomen in de gezinnen van zendelingen en kregen een christelijke opvoeding om op den duur de kern van de eerste gemeenschappen als Kwawe, Windessi en Roon te vormen.

Het meeste zaad viel echter op de rotsen, zodat er de eerste 25 jaar slechts vijftien mensen gedoopt werden. Vooral omdat men vergat bruggen te slaan naar de inheemse adat, het gewoonterecht. Tot omstreeks 1905 is de oogst schraal te noemen, met 260 christenen en 2 opgeleide Papoea-onderwijzers. Er werkten 23 zendelingen, van wie er 10 stierven en 9 vertrokken.

Omstreeks 1908 kwam de kentering. Volgens seculiere bronnen voornamelijk door het stoppen van een pokkenepidemie, waarbij de opgeroepen papoeageesten verstek lieten gaan, maar vaccinatie door zendelingen hielp. De zending zelf houdt het op het visioen van een vrijgekocht slavenkind Jan Aito-Inuri. Deze had kort voor zijn sterven een droom waarin zowel bijbelse als traditionele Papoea-motieven (ladder, witte kleding) voorkwamen. Feit is dat na deze gebeurtenissen dorp na dorp tot bekering kwam.

De massale toetreding tot het christendom veranderde de leefwijze van de kustbevolking door onderwijs (opgezet met steun van het gouvernement) en prediking. Stammenoorlogen, slavenroof en koppensnellen verminderden sterk. Zendeling Van Hasselt werd zelfs ”sperenbreker” genoemd. Ook het wereldbeeld van de Papoea’s veranderde door de zending. Toen de Papoea’s zagen dat hun eigen voorganger Petrus Kafiar geen gebruikmaakte van wichelarij of amuletten en hij zonder dat hem wat overkwam langs plekken voer waar boze geesten huisden, daagde het besef dat het christendom enorm veel te bieden had.

De hervormde zending was actief is het noorden, de rooms-katholieke missie vanaf 1905 in het zuiden, rond Merauke, en de gereformeerde zending vanaf 1956 in Boven-Digoel. Vandaag de dag is 90 procent van de oorspronkelijke bewoners van Papoea christen. Ongeveer een miljoen mensen noemen zich protestant of rooms-katholiek.

In het midden van de vorige eeuw ontstond er een tweedeling onder militante en meer volgzame Papoea’s. De ellende is tot op de dag van vandaag merkbaar. De Papoea’s werden heen en weer geslingerd tussen vrees en de hoop die Nederland wekte nadat het vrije verkiezingen beloofde. In 1962 had de overdracht van het eiland aan Indonesië plaats. Vele honderden vluchtten naar Nederland, vele duizenden verloren hun leven.

De GKI (Geredja Kristen Injiri), de grootste uit de zending ontstane kerk, balanceerde in situaties als deze tussen enerzijds ruimte om te protesteren en anderzijds zich te voegen naar de regering. Vanaf de oprichting is de GKI oecumenisch van aard; toen zij zelfstandig werd, zijn de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland, net als de Doopsgezinde Broederschap (werkzaam in de Vogelkop) een relatie met deze kerk aangegaan. Later kwam daar een sterke lutherse instroom bij.

Al deze confessies krijgen ruimte binnen de GKI, een volkskerk die openstaat voor anderen, recht in de leer, bijbels en inhoudelijk orthodox wil zijn. De contacten en samenwerking met de Gereformeerde Gemeenten, die in het binnenland werken, zijn goed evenals de samenwerking met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.

Prioriteiten van de GKI zijn onderwijs en gezondheidszorg. Voor de laatste wordt, door de enorme afstanden, vaak een beroep gedaan op de vliegorganisatie MAF (Mission Aviation Fellowship), die met verschillende zendings- en regeringsposten verbinding onderhoudt en zorgt voor vervoer van verplegend personeel en zieken en voor aanvoer van levensmiddelen en medicijnen. In het onderwijs speelt de theologische hogeschool in Abepura een voorname rol. Hier worden predikanten opgeleid, ook vrouwelijke. Belangrijk zijn verder twee evangelistenscholen. De afgestudeerden doen hun werk onder moeilijke omstandigheden in afgelegen gebieden.

Frans Weeda van Kerkinactie, de hulporganisatie van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), zal tijdens een dienst in Manokwari op 5 februari een bedrag van 5000 euro aanbieden aan de evangelistenschool in Kwawe.

Tijdens een bezoek aan Nederland in 1997 zei GKI-synodevoorzitter Herman Saud dat de kerkleden zich gesteund en getroost voelen door de wetenschap dat zo veel groepen in Nederland zo goed op de hoogte zijn van de situatie in Papoea en met hen meeleven. Niet alleen financieel. Men weet dat anderen hun strijd om een gelijkwaardige plaats in de Indonesische samenleving ook moreel ondersteunen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer